Vervolg op: Mini - 239Thuisgekomen kwam de geur van warm eten me al tegemoet toen ik de voordeur open deed. “Hé, hier wordt lekker gekookt!” Joline gaf me een lange knuffel.
”Hoi Kees. Ja, Dat kan nu. Want deze studentes hebben vakantie! En we hebben de cijfers van de laatste twee tentamens binnen: de dames allebei twee achten en je eigen vriendinnetje een acht en een zeven komma vijf. En de onderwerpen voor onze scripties zijn goedgekeurd, dus we kunnen aan de slag! Volgend jaar om deze tijd zijn we Master!”
Ik knuffelde haar hevig. “Prima schat. Goed gedaan. Gefeliciteerd. Waren dat de tentamens waar je tijdens onze huwelijksreis nog wat voor moest doen?” Ze knikte. “Ja, hoezo?” “Dan zal professor van Weenen het wel begrijpen waarom jij iets minder presteerde dan die twee dames hier. Andere prioriteiten, zal ik maar zeggen…”
Joline keek me lang en minachtend aan en de zussen giechelden. “Rotzakje van me…”
Ik gaf Margot en Charlotte ook een knuffel. “Gefeliciteerd dames. Ook jullie: goed gedaan, zeker gezien hetgeen wat afgelopen maanden gebeurd is. Geniet van jullie vakantie. Even kalm aan met de studie, hebben jullie verdiend.”
“Het is hier altijd vakantie, Kees.” Margot keek me aan. Zonder spottende trek om haar mond en Charlotte knikte. “Goed om te horen, schatten. Maar toch: geniet even van wat meer rust. De boog kan niet altijd gespannen zijn.” “Zo is dat. En nu: eten! Met een lekker dessert, speciaal voor de gelegenheid.” Joline wees naar de bar.
Tijdens het eten keek Joline me aan. “Kees… die opmerking over de niet-altijd gespannen boog bracht me op een idee. Als we Pa en Ma eens vragen om de camper een weekje mee te nemen? Dan gaan we met deze meiden er een weekje tussen uit. Lekker naar België… de Ardennen in. Of de Harz… Niet te ver weg, wel lekker vakantie vieren.”
Ik keek haar aan. “Goed idee, schat. Maar dat kan pas als Theo weer terug is… Weet je wat? De eerste week van September. Dan zijn de scholen weer begonnen, maar jullie colleges nog niet. Moeten we alleen aan Tony en Rob vragen wanneer zij weggaan. En informeren of onze schoonzussen en zwagers nog plannen hadden met dat ding.”
Joline knikte. “Is goed. Regel ik deze week wel. En dan is het Backoffice tijdens de vakantie ook goed bezet, want alle meiden hebben schoolgaande kinderen; die moeten in het hoogseizoen.” We zaten lekker te eten. Aardappelen, blinde vink, doperwten en sla.
Tussen de happen door vroeg ik: “Dames… hebben jullie wel eens een koepeltentje opgezet?” Vier verwonderde ogen. “Koepeltentje? We hebben nog nooit een tent opgezet, Kees. Als we op vakantie gingen was dat een week in Emmen, op het hoofdkantoor annex opleidingsinstituut van de Beweging.” Charlotte vulde aan: “Nou ja, vakantie… Het was meer een indoctrinatieweek. Van ’s morgens zes tot ’s avonds acht. Als je thuiskwam was je twee dagen uitgeteld. Dus tentje: nee. Hoezo?”
“Nou, als we samen op vakantie gaan met de camper zullen er toch twee mensen buiten moeten slapen, lieve dames. Anders komen er praatjes in de wereld…”
“Klets niet, Kees Jonkman. Pa en Ma snappen echt wel dat we de meiden niet buiten laten slapen. In hun optiek liggen de meiden lekker in de bedjes voorin.” Ze giechelde. “Ondanks het krachtvoer wat ze hier krijgen komen de dames nog niet over de gewichtslimiet van het boven bed heen, hoor.”
Ze keek me doordringend aan. “En dat beeld moet zo blijven! Goed begrepen Kees Jonkman?” Ik knikte langzaam. “Misschien heb je gelijk, Joline Jonkman – Boogers. Aan jou de eer om het geheel in de week te leggen bij Rob en Tony.” Ze knikte. “Gaat lukken. En als het niet lukt omdat diverse vakantieschema’s in de war komen: dan huren we een huisje ergens. Maar dit jaar gaan jullie genieten van een leuke vakantie, meiden! Hebben jullie verdiend!”
Na het eten ruimden we op en maakte ik de koffie. En al gauw zaten we te kletsen waar we heen wilden gaan. Uiteindelijk werd het de Harz. Joline was daar ooit geweest en vond het een prachtig gebied. “En er is heel veel cultuur op te snuiven, meiden! De universiteit van Göttingen, daar moéten we heen. En verder het mijnstadje Goslar in het noorden, en met de stoomtrein naar de top van de Brocken, Braunlage, het voormalige Ijzeren Gordijn… Allemaal de moeite waard om te bekijken!”
Ik keek haar aan. “Een maand vakantie zit er niet in, schat…” Ze zuchtte. “Ellendeling. Altijd iets te miepen waardoor voor anderen de lol er meteen af is.”
“Nee hoor. Ik heb bijvoorbeeld niet gezegd dat er iets ten zuiden van de Harz een aantal plaatsjes zijn waar Johann Sebastian Bach heeft gewoond en gewerkt. En waar bijzonder mooie orgels staan… En nu niet zo’n smerig gezicht trekken, mevrouw Jonkman!” Joline’s gezicht stond afwijzend. “En dan meteen je bugel weer tevoorschijn halen hé?” “U brengt me op ideeën mevrouw…”
Joline stond op. “Eerst maar eens een lekker dessert eten. Hebben de dames niet voor niks gekocht.” Een mooie taart kwam op tafel. “En als jij de koffie nu eens maakt, Kees…” “Zeker Freule. Wilt u uw bekende espresso? En uw vriendinnen een Latte Macciato?” Drie knikjes. “Even geduld, dames. Uw butler is even bezig…”
Die uitspraak herinnerde me aan het gesprek met Martin over de delegatie van Buitenlandse zaken. Tijdens de koffie vertelde ik er over. De reactie van Joline maakte dat de zussen gemeen lachten. “Zoooo… Dan is het maar goed dat ik je getraind heb in je rol als butler, James. Je zou anders afgaan als een lekke gieter.” Ik keek haar even vuil aan. “Degenen die afgaan zijn die lui van BuZa, Jolien. Tenminste: als ze inderdaad van die omhooggevallen lui zijn. Fred had een prima voorstel.”
Drie paar ogen keken afwachtend.
“Hij stelde voor om bij de bemanning van de C130 te vragen om een ‘tactische landing’ op Sarajevo. Eens kijken of ze daartegen kunnen.” Ik grijnsde gemeen en beschreef de tactische landing. Joline keek twijfelend. “Gatverdamme Kees… Met beetje pech gaan ze niet over hun nek, maar pissen ze in hun broek.” “Of rok”, vulde Charlotte aan.
Ik haalde m’n schouders op. “Hun probleem, dames. Als iemand het gore lef heeft om uit de hoogte te doen tegen Fred of mij, heeft diegene meteen een probleem. We gaan het zien. Voor hetzelfde geld zijn het heel aangename heren en een dame.”
Na de koffie volgde de afwas. En daarna keken we even het journaal. Toen ging de TV uit. Ik verdiepte me nog maar eens een keer in mijn aantekeningen over de electriciteitscentrale in Noorwegen, Joline keek op haar smartphone en de zussen zaten lekker te lezen Rust in de huiskamer met een rustig muziekje op de achtergrond… Heerlijk.
En rond negen uur stond Margot op. “Kom zus. We gaan naar bed. Lekker genieten van onze eerste vakantienacht.” Joline keek op. “Ehhh… dames: morgen moeten jullie gewoon aan de bak bij DT, hoor!” Charlotte keek onschuldig. “Ja, dat weten we wel, Joline. Wat wilde je daarmee zeggen?” Joline zuchtte. “Niks, meiden. Ik zal me wel weer nergens mee bemoeien.” Beide zussen giebelden.
“We doen het raam wel dicht, lieve cheffin.” Joline glimlachte. “Fijn, meiden. Dan doen wij dat ook. Ik moet ten slotte zorgen dat deze majoor hier goed slaapt.” “Fijn dat je dan het raam dicht doet, Joline. Dan horen we de galm van die klap niet zo.” Margot keek me ondeugend aan. “Tutjes”, gromde ik. “Opbokken naar jullie slaapkamer! En handjes boven de dekens houden!”
“Jawel majoor. Zeker majoor. We zijn nette meisjes, majoor. Welterusten majoor. En cheffin.” De deur ging achter hen dicht en we grinnikten. “Kom majoor, naar onze echtelijke sponde. Om het woord ‘slaapkamer’ maar even te vermijden.” Ik sloot af en liep toen de slaapkamer in. Daar zat Joline op bed.
“Kom eens naast me zitten, Kees.” Ze keek me aan. “Jij bent gespannen. Of niet soms?” Ik knikte. “Ja, best wel. Niet zozeer vanwege Bosnië, maar wel omdat ik de technische verantwoording draag voor dit project. Martin zei luid en duidelijk: ‘Kees, als het technisch niet te doen is, zeg je dat en dan gaat het hele project niet door.’ En dat heeft hij ook duidelijk gemaakt aan de hoogste ambtenaar van BuZa. En die was het er mee eens.
Dat, gecombineerd met een paar hoge ambtenaren van BuZa die waarschijnlijk willen scoren… Ja, het maakt me wat gespannen. De kans is aanwezig dat er één dezer dagen een paar lui weer keihard tegen Kees en Fred aanklappen.”
Ze trok me naar zich toe. “Even relativeren, schatje. Zijn die ambtenaren gewapend? Nee? Nou dan…” Ik keek voor me uit. “Gewapend… In ieder geval niet met vuurwapens, schat. Maar waarschijnlijk wél met iets anders: invloed. Soms nog veel gevaarlijker. Zeker in Den Haag.” Ze kroop tegen me aan. “Was jij ooit van plan om ambtenaar te worden, Kees? Nee hé? Waar maak je je druk om?”
“Om de naam van DT schat. Ik zou er gillend van balen als die naam besmeurd wordt omdat Kees en Fred iets stoms hebben gedaan.” Joline ging rechtop zitten. Zacht, maar zeer beslist zei ze: “Kees en Fred doen geen stomme dingen. Kees en Fred willen dat dit project, als het technisch mogelijk is, slaagt. En als het technisch niet mogelijk is, zeggen ze luid en duidelijk waarom het niet kan. En dan hebben de dame en heren uit Den Haag zich er maar bij neer te leggen. Jullie zijn de deskundigen; zij hebben waarschijnlijk alleen maar een mooie babbel. Daarom zijn het diplomaten. En als ze het er niet mee eens zijn: prima, dan hebben jullie een back-up in de vorm van die overste. En de SG van BuZa. Dáár kunnen ze uithuilen.”
Ze keek me aan. “En nu kappen met je gepieker, majoor Jonkman. Je hebt betere dingen te doen: genieten van je vrouw.” Ze duwde me achterover bed en sprong zo ongeveer op me. “Zo. En jij blijft liggen totdat ik met je klaar ben, meneer.” Ze giechelde. “En vooruit, ook totdat je zelf klaar bent gekomen.” Ik probeerde overeind te komen. “Jolien, ik ben niet zo in de stemming voor…”
Ze onderbrak me. “Jij bent over een paar seconden écht wel in de stemming, Kees Jonkman. Daar zorgt Joline Jonkman wel voor. Liggen blijven jij!” Ze trok haar blouse uit. Een klein zwart BHtje kwam tevoorschijn. Daarna stond ze op en deed twee kleine pasjes naar achteren. Ik kon zó onder haar rokje kijken. Ik zag de boorden van haar nylons. En een klein slipje tussen haar benen. Een rokje wat los gemaakt werd en even later langs haar benen omlaag viel en over mijn hoofd terecht kwam. Het slipje volgde. “Ruiken, Kees. En genieten, denk er aan.”
Ik snoof en Joline’s geur drong mijn neusgaten binnen. En dat had meteen effect: er stroomde bloed richting mijn paal. Joline zag het ook. “Je broek komt een beetje onder spanning te staan, liefje. Straks scheurt hij nog en dat moeten we niet hebben…” Ze knielde en maakte mijn broek los. “Even met je lekkere kontje omhoog, schat.” Ik gehoorzaamde.
Mijn overhemd en T-shirt gingen even vlot uit en ik lag naakt op bed. “Zo. En nu laat Joline Jonkman even zien dat ze een ervaren vrouw in de liefde is… Ontspannen, Kees en genieten van je vrouw.” En dat deed ik zeker! Joline kwam naast me liggen en streelde mijn paal. En die werd in no-time keihard.
“Mooi. Daar ga ik eens leuke dingen mee doen, Kees. En waag het niet om te vluchten; ik heb je meteen te pakken.” Ze rolde zich bovenop me, pakte mijn paal beet en liet die een paar keer over haar lipjes glijden. “Lekker, Kees…” “Kan ik niet ontkennen, lieve echtgenote.” “Kom maar lekker in me, Kees. Ik wil een rondje bezemsteel.” Ze giechelde toen ik langzaam in haar warme tunneltje gleed. “Ahhh… Da’s gemeen Kees! Je zit nu precies… op…” Ze zweeg en ging heel langzaam op en neer. “Op je lekkerste plekje, Jolientje?” Ze knikte en beet op haar lip. “Even… stilliggen schatje. Dan kan… ik…” “Je zelf lekkker verwennen, Jolientje? Dat mag hoor. We moeten het samen lekker vinden…”
Ze ging nu heel langzaam een beetje op en neer en ik voelde een geribbeld plekje over mijn eikel op en neer gaan. Joline begon zichzelf over haar clit te strelen en ik streelde haar mooie borsten. Ze hijgde nu volop, niet ver van een orgasme af en ik hing er ook tegenaan. “Mag ik lekker in je spuiten, geile vrouw?” Ze knikte woordeloos, haar ogen dicht. “Op m’n lekkerste plekje, lieverd… Dan kom ik ook!”
Twee seconden daarna begon zij te trillen en dat trok me over de streep: Ik spoot in haar natte, nauwe poesje. En Joline kwam niet klaar, Joline explodeerde bijna. Ze kneep haar vagina samen toen ze klaar kwam, en een straal geil spoot over me heen, tot aan m’n kin. Hevig naschokkend zat ze op me, haar ogen dicht. En steeds kneep haar poesje een beetje. Na een tijdje zakte ze hijgend op me.
“Je deed het wéér, Kees… Ik wilde jou verwennen en in plaats daarvan laat je mij daverend klaarkomen…” Ik kuste haar. “Ik ben ook heerlijk klaargekomen, schat. En volgens mij op jouw lekkerste plekje… Of niet soms?” Ze knikte. “Ja… Heerlijk!” Toen kwam ze wat overeind. “Kéés! Je bent helemaal nat! Hoe…” Ik grinnikte. “Er kwam een hele leuke mevrouw nogal enthousiast klaar terwijl ze op me zat. Heb ik geen bezwaar tegen hoor… Mag ze vaker doen.”
Joline kroop van me af en bekeek me. “Sorry…” Ze werd rood. “Hé schoonheid, niet voor schamen! Jij hebt genoten, ik ook, dus… We hebben alleen geen voorzorgsmaatregelen genomen, dus moeten we even de schade herstellen. No big deal.” Snel verwisselden we het onderlaken en de molton en toen gingen we douchen.
“Lot en Mar zullen zich wel afvragen waarom wij zoveel beddegoed in de was gooien…” Ik keek haar aan. “Als die meiden zich dat nu nog steeds afvragen zijn ze toch niet zo slim als jij in eerste instantie dacht, schat. Ze hebben ondertussen wel… hoe zeg ik dat netjes? ‘ondervonden’ wat het is om met Kees en Joline in één bed te liggen. En wie weet: ligt er morgenochtend plotseling ook van hen wat beddengoed in de wasmand. En daar vragen wij dan ook niet naar, oké?”
Joline lachte zachtjes. “Ik zal ze wel eens wat tips geven hoe de matrassen te beschermen. Met latex of zo.” “Goed plan, schat. En nu: wil je nog een kouwe plens?” Joline schudde haar hoofd. “Ik niet, Kees. Jij wel?” Ze keek me scherp aan. “Nee schat. Mijn lieve echtgenote heeft me nogal uitgeput.” Ze giechelde. “Slim mens. Zal later waarschijnlijk heel vaak winnen met de Bingo.” Ik zuchtte en draaide de kranen dicht. “Over het paard getilde muts…” Een giechel volgde. Even afdrogen, schoon goed aan… Een paar minuten later lagen we in bed. “Kun je nu wel lekker slapen, Kees? Zonder muizenissen?” Ik gaapte. “Gaat prima lukken schat. Dank je wel voor je therapie.”
Een lange zoen volgde. “Denk er aan meneer: na negen uur ’s avonds hanteer ik het hoge tarief. De rekening volgt.” “Mag ik het in natura betalen, mevrouw? Ik ben maar een arme student…” Een minachtend geluidje klonk er achter me, daarna hoorde ik niets meer…
De dinsdag bij DT ging razendsnel voorbij. Ik moest Henk nog even ‘in het plaatje brengen’ over de andere projecten, waaronder het lasbedrijf. “Als die installateur weer met tekeningen aankomt, wees er uiterst secuur op, Henk! Dat die figuur ons niet nogmaals pootje licht… De originele tekeningen zitten in het groepsarchief.” Hij knikte.
Nog een telefoontje van Martin over wat zaken; hij zou nog een mail sturen met de namen van de mensen van BuZa. Die las ik later: inderdaad drie heren en één dame.
Samen met Fred maakte ik mijn ouwe Nokia ‘schoon’; alle gegevens er af en Fred zette er een programmaatje op om het ding af te schermen. Fred nam ook een laptop mee; die was volgens hem ook ‘clean’. En goed beschermd. “Knappe jongen die dit ding aan de praat krijgt, Kees.”
Op een stick nam ik de nodige gegevens mee; gescheiden van de laptop. En Joline en ik zaten een uurtje bij Theo om de zaken van zijn vakantie door te nemen. Kortom: weer een dag met allerlei dingetjes die op zich niet zo spannend waren, maar wel je volledige aandacht opeisten. Best wel moe sloot ik m’n bureau af. De Piraten wensten ons veel succes, en toen stapten we de deur uit. Ik hield mijn autosleutels omhoog. “Wie van de dames wil er rijden? Deze jongen zit er een beetje doorheen…” Margot pakte de sleutels. “Laat mij maar, Kees. Gaan jullie maar lekker achterin zitten.” “Dank je, Margot. Als je gesnurk vanaf de achterbank hoort: dat ben ik.”
Grinnikend stapten we in en Margot reed rustig weg. Beide zussen reden prima, daar kon ik uitstekend bij in slaap vallen. En dat gebeurde dus ook… En eenmaal thuis kookten Joline en ik: pasta. Lekker simpel, maar wel smakelijk, dankzij het recept van mijn pa. Een Irish Coffee besloot de maaltijd; bij de zussen iets minder alcohol dan ik normaal deed. Ze waardeerden het wel. “Dit is lekker, Kees! Wordt je goed warm van!” “Jaja… Doen jullie een beetje kalm aan met Kees, dames? De koffie heb ik gemaakt, hoor. Kees heeft alleen slagroom geklopt en de fles vastgehouden.”
“Hoho, Jolien… Ik heb ook de kaneel erop gegooid, hoor.” Ze snoof. “Ach ach… Afzien voor je, zeker?” Haar ogen spotten. “Tút. Weet je wat? Tot en met vrijdag maak je je eigen toetjes maar, ben jij bedonderd…” Een luchtkusje was het antwoord en over onze glazen knipoogden we. Na de afwas pakte ik een boek. Even nog lekker lezen in een goeie thriller… Of zou ik even gaan blazen?
Oh shit! Compleet vergeten Greet af te bellen! “Schat, ik moet nog even mijn strenge bugeldocente inlichten dat ik donderdag spijbel!” Joline knikte. “Verhip ja. Anders had ik de klappen op moeten vangen, donderdagavond…” Ik belde. “Met Greet!” “Hoi Greet, met Kees. Bel ik gelegen?”
“Zeg het maar…” “Greet ik kom donderdag niet blazen. Ik zit in Bosnië.” Het was even stil. “Wááát?” “Last van je oren? Dan voortaan wat minder registers uittrekken, wachtmeester.”
Ze klonk bits. “Klets niet, Kees. Bosnië? Wat doen?”
“Technisch verhaal. Verkennen of het mogelijk is een nieuwe waterkrachtcentrale in de omgeving van Travnik te plaatsen. Deze jongen gaat erheen in opdracht van Defensie. Als reservist dus. Samen met Fred en een paar lui van Buitenlandse Zaken.”
“Zóóó… Meteen maar aan het werk gezet dus! Maar Kees… Ik vind het een nogal omzichtige smoes om te zeggen dat je deze week weer hebt lopen te flierefluiten.”
Ik zuchtte. “Beste wachtmeester. Als jij je zwager eens gaat bellen, zul je waarschijnlijk horen dat deze majoor, samen met z’n bud, héle belangrijke dingen in Bosnië gaat doen.”
“Omhooggevallen eikel… Doe je voorzichtig daar? En wanneer ben je terug?”
“’t Is maar een kort tripje, Greet. Morgen er in, vrijdagaond hopen we weer op Eindhoven te landen. Technische verkenning voor Fred en mij en die lui van BuZa houden zich bezig met diplomatiek gewauwel.”
Ze lachte. “Ja, dat is aan jullie niet besteed… Ik hoop je dan volgende week weer te zien, Kees. Op tijd bukken!”
Ze gebruikte de veteranenterm om voorzichtig te zijn. 'Op tijd bukken'... Voor rondvliegende kogels en scherven...
“Komt goed, Greet. Groeten aan Anita!”
“Zal ik doen. En jij de groeten aan Joline, Margot en Charlotte. Doei!”
Ze verbrak de verbinding. “Zo ook weer geregeld. Nét op tijd.” En nu even ontspannen met een boek. “Red storm Rising” van Clancy. En ja, in het Engels, want de Nederlandse vertaler had toch een paar storende foutjes gemaakt. Zonde… De zussen hadden zich teruggetrokken op hun logeerkamer, tot Joline ze om acht uur kwam vragen wat ze wilden drinken. “Geef ons maar een beker warme melk. Geen koffie meer nu.” “Ik doe met de dames mee, Joline. En daarna in bed; morgen gewone tijd op; 07:00 melden op het vliegveld, 09:00 vertrek.”
Margot keek me aan. “Jij bent er nogal koeltjes onder, Kees…” Ik knikte. “Ja en waarom niet? Mar, Bosnië is niet meer het land van 1996 waar men elkaar afslachtte. Ze hebben in de loop van deze jaren hopelijk iets geleerd. Onder andere dat het veel lonender is om samen te werken en te leven.
Niet alleen loop je dan minder risico op rondvliegend metaal in je lijf, maar bovendien zijn andere landen in je geïnteresseerd als handelspartner of vakantieland. Vééél lucratiever. Ja, het daar gevaarlijker dan iin Nederland. Redenen: het verkeer en de UXO’s, de ongesprongen projectielen.
Nou, met het verkeer hebben we gelukkig niet zoveel te maken; we vliegen met een heli van Sarajevo naar Travnik en terug en we slapen in een hotel in Travnik. De UXO’s: ja, da’s wel een dingetje, maar ik verwacht dat men ons niet loslaat in niet-geruimde mijnenvelden. Dan kan men het hele project namelijk op de Bosnische buik schrijven.
En als laatste: deze jongeman is eerder in Bosnië geweest. Ik kén de omgeving redelijk goed, ik heb gisteren nog op een ouwe mijnenkaart zitten kijken; waar wij heengaan zijn nauwelijks UXO’s gevonden. Kortom: uiteraard goed blijven uitkijken, maar voor de rest is het een redelijk ‘normaal’ project, hoor.”
Charlotte keek ook wat zorgelijk. “Pas maar goed op jezelf, Kees. En op Fred.”
Joline onthield zich van deze discussie; ze wist feilloos hoe ik in de wedstrijd stond en wist ook dat ik geen stomme dingen zou doen. “Dank voor jullie bezorgdheid, dames, maar we weten wat we doen.” Ik gniffelde even. “Het grootste gevaar zijn wellicht die lui van BuZa. Maar dat zien we morgen wel.” “Die temmen jullie maar, Kees”, zei Joline droogjes, terwijl ze de melk voor me neerzette.
“Gaat lukken, schat. Fred en ik hebben samen best wel wat overwicht.”
Een klein lachje kam in haar mondhoeken. “Overgewicht, zei je? Foei, en dat over je buddy…”
Ik zuchtte. “Lieve echtgenote, wil jij mijn bud niet belachelijk maken? Ja, Fred heeft gewicht, maar absoluut geen overgewicht. Ook zijn BMI is prima, dat houdt Wilma nauwlettend in de gaten.” De zussen giechelden. “Ik zie het haar doen… Heel lief, maar als Fred tegenspartelt, is hij de sigaar!”
“Zeker weten dames. Ook mijn bud wordt nogal hevig onder de duim gehouden.” “Is wel nodig”, mopperde Joline, “net als jij, majoor Jonkman! Heb je je melk op? Mooi. Afsluiten dan, daarna melden in de slaapkamer. Bij mij.”
Even later legde ik mijn gevechtspak klaar. Schoenen netjes gepoetst, baretembleem glimmend, rangonderscheidingstekens op het pak… Een kleine rugzak stond al in de hal met reservekleding, verschoning, wat compact eten, een kussentje en Tom Clancy. Alle technische zaken op een USB-stick in mijn borstzak. En die stick was redelijk beveiligd. Knappe jongen die ‘m kon kraken. M’n ouwe telefoon, portefeuille, paspoort ook in de borstzakken… “Alles staat klaar voor morgen, schat.” “Goed zo, Kees. Dan lekker bij je eigen vrouw in bed komen.” “Graag, mooie dame. Prima plekje.”
Even later lagen we naast elkaar. “Ben jij niet meer gespannen, Kees?” klonk het vanuit het donker. Ik zuchtte. Ik wilde eerlijk tegen haar zijn, maar haar ook onnodig ongerust maken.
“Schat, wat ik tegen de zussen zei, meende ik. En ja, ik ben best wel wat gespannen, maar dat ben ik voor een actie altijd. Adrenaline, denk ik. Ook nu: we gaan weliswaar niet het gevecht in, maar er hangt wel wat van af. De reputatie van DT, de reputatie van een stukje Nederland en verdorie: m’n eigen reputatie ook. Waar ik het meeste bang voor ben is het feit dat die lui van BuZa naast hun schoenen gaan lopen en de zaak verkloten.”
Joline ginnegapte. “Daar houden ze vrij snel mee op als Fred een keertje hoest, schatje.” Ik grinnikte. “Dat denk ik ook. Mag ik een lekkere knuffel van je? Daarna draai ik me om en ik denk dat ik binnen een paar minuten vertrokken ben…” Joline sloeg haar armen om me heen. “Lekker slapen, schat. Heb je nodig. En zorg maar dat de magazijnen vrijdag vol zijn…”
In het donker kon ik haar ogen niet zien, maar haar stem klonk veelbelovend. Een lange zoen volgde, toen duwde ze me weg, op m’n eigen helft. “Slapen jij. Anders zijn we om vier uur nog bezig.” “Jazeker freule… Die kans is vrij groot met uw heerlijke lichaam…” “Kees!” “Lekker slapen, schat.”
Een bromstem klonk. “Ik zal goed op haar passen, Kees.” “Dank je wel, brombeer. Je bent goed bezig.” Ik draaide me op m’n rug en spande alle spieren aan. En liet ze één voor één weer ontspannen. En weer aanspannen… en weer los… En wee…
Woensdag, 05:30. Bzzz….bzzzz….bzzzz….kláp. “Goedemorgen, Kees. Lekker geslapen?” “Prima schat. Ik denk dat ik binnen 5 minuten vertrokken was.” Een giechel. “Zeker weten. En twee seconden daarna startte de motorkettingzaag. Op volle kracht. Ik heb je maar een duwtje gegeven, toen stopte het gelukkig. De ruiten stonden te trillen.”
Ik grinnikte. “Dan weet je wat ik vanavond ga meemaken, schatje. Als Fred en ik ten minste op één kamer liggen.” We douchten ons, ik schoor me grondig en we kleedden ons aan. Toilettas ging met een schone handdooek in de rugzak en Joline maakte het ontbijt klaar. Mijn stalen thermosfles werd met koffie gevuld. Margot en Charlotte kwamen uit hun kamers. “Goedemorgen majoor! Goedemorgen Jolien!” “Morgen, dames. Wat kijken jullie vrolijk?”
Margot grinnikte. “We hebben gisteravond gemerkt dat jullie geen leuke spelletjes hebben gespeeld. Wat kan jij zagen, zeg…” Van achter het fornuis klonk: “Zo, nou hoor je het eens van anderen, Kees!” Ik haalde m’n schouders op. “Wacht maar tot Fred en Wilma hier weer eens logeren. Dan piepen jullie wel anders, gezusters. Maar hebben jullie lekker geslapen?” Lot zei: “Toen jij eenmaal ophield met snurken wel, ja.”
We aten rustig en om half zeven pakte ik m’n spullen. Laatste controle … Alles compleet. Mooi. “Dames, we nemen hier even afscheid. Ik hou niet zo van innige omhelzingen op een vliegveld voor een vertrek.” Joline omhelsde me. “Kalm aan schatje. En geef dat ook door aan Fred.” Ik knikte en twee warme lippen gleden over de mijne. Daarna hoorde ik zachtjes: “Vrijdagavond, lover…” en keek in twee lieve blauwe ogen.
Charlotte en Margot gaven me ook een zoen, netjes op de wang. “Voorzichtig, Kees. En pas goed op die lompe beer, oké?” Ik knikte. “Zal ik doen. En nu er uit, dames.” Joline reed naar het vliegveld. Bij de militaire poort moest ik m’n defensiepas tonen, daarna konden we doorrijden. Op het parkeerterrein nog een knuffel van Joline, daarna pakte ik m’n rugzak en de dames reden weg.
Zo. Nu maar eens kijken of er al iemand wakker was. Ik liep de vertrekhal in. Twee man in vliegersoverall pakten net een bak koffie. Eén ervan, een luchtmacht kapitein, keek me aan. “U gaat richting Bosnië?” Hij stak zijn hand uit. “Charles van Veen. Ik ben gezagvoerder van de Herc die daar staat. Hij wees uit het raam: daar stond een militaire C-130 Hercules. “Kees Jonkman, aangenaam.”
De andere man gaf me ook een hand. “Gerard van der Velden. Ik ben de loadmaster.” “Kees Jonkman, aangenaam.” Charles haalde een papier uit zijn beenzak. “Ik begrijp dat we twee majoors en vier burgers mee moeten nemen?” Ik knikte. “Ja. De andere majoor is Fred van Laar. Hij zal zo wel komen. Die burgers ken ik niet, zijn lui van BuZa. Schijnen nogal hoge pieten te zijn. Diplomaten.”
Hij haalde zijn schouders op. “Dan weten ze ook eens hoe het is om als militair vervoerd te worden. Al eens eerder met een Herc meegevlogen, majoor?” Ik knikte. “Ik heet Kees, Charles. En ja, een vlucht naar Bosnië, tien jaar geleden en in Afghanistan een paar vluchten. En ja, ik heb oordoppen en een kussen bij me. En Fred ook.” Hij grinnikte. “Oké. En die andere lui?” Ik haalde m’n schouders op. “Weet ik niet. Ik ken ze niet. Eén dame en drie heren, da’s alles wat ik weet.” “Nou, wij gaan nog even wat klaarzetten en checks doen… Om kwart voor negen komen we jullie wel halen. 09:00 take off. Niet op tijd is lopen.”
Ze liepen een deur door. Zo, eerst maar eens koffie… Met een beker in de hand keek ik uit over de parkeerplaats en zag Fred z’n Landrover aankomen. Mooi, die schurk was ook keurig op tijd. Hij parkeerde z’n auto, stapte uit en deed het ding op slot. Geen Wilma dus. “Hé, lelijke vent…” Fred z’n bas dreunde door de ruimte. “Goeiemorgen, lekker ding…Waar heb je je meissie gelaten?”
“Thuis, Kees. Die ligt nog lekker in haar bedje. Had gisteren late dienst en kwam pas om half één thuis. En nu koffie.” Ook hij tapte een beker uit de automaat. “Nog geen lui van BuZa gezien?” Ik schudde mijn hoofd. “Ze hebben nog even de tijd, Fred. Het is tien voor zeven. Over tien minuten zijn ze pas te laat.” Hij bromde: “Wedden dat ze te laat zijn? Die lui denken dat de wereld aan hun voeten ligt…”
Ik stootte hem aan. “Hé! Geef ze een kans! Wie weet zijn het hartstikke leuke lui.” Een snuif was de reactie. Even later kwam Martin de vertrekhal binnen. In burger. “Goedemorgen, Kees en Fred. Netjes op tijd!” “Niet zo moeilijk, Martin. Ik woon hier een kwartiertje vandaan. Fred moest nog een uurtje rijden.” Hij gaf ons een envelop. “Hier zitten het mouwembleem van het OOCL en het borstembleem van ons bataljon in. Doe maar meteen op. Verder wat algemene instructies; die kun je onderweg lezen. Veel succes allebei, ik ga jullie niet uitzwaaien, want ik moet vandaag gewoon aan ’t werk bij m’n civiele baas.” Hij gaf ons een hand en verdween.
Om zeven uur kwam er een Luchtmacht-adjudant binnen. “U bent voor de vlucht naar Sarajevo, heren? Dan bent u mooi op tijd. Ik mis nog vier mensen… Enig idee waar…” We schudden het hoofd. “Sorry adjudant; we weten niet eens wie het zijn. Ook wij gaan verrast worden.” Hij bromde wat. “Volgt u mij maar, dan gaan we langs de Marechaussee, de crewroom in. Daar hebben we ook wat broodjes.” Paspoortcontrole, een vluchtige blik in de rugzakken… “Succes in Bosnië, heren! De wachtmeester van de KMar opende een hekje en we konden doorlopen.
In de crewroom zat al wat luchtmachtpersoneel. Ze stelden zich voor: de 2e vlieger Michael, en twee sergeanten-majoors, Ferdy en Alfred. Ferdy was de boordwerktuigkundige, Alfred was dat ook, maar vertelde dat hij zich nog moest certificeren voor dit type C-130. Al met al dus 5 man bemanning. We konden ontspannen wat kletsen. Maar om acht uur waren de lui van BuZa er nog steeds niet! De luchtmachters zaten er niet zo mee. “Te laat is gewoon te laat, heren. We wachten niet. Nou, vooruit: misschien op de CDS of de Koning, maar dan houdt het écht wel op.” Michael grinnikte.
Om tien over acht stopte er een taxi voor de deur en daar stapten drie heren en een dame uit. “Daar zul je ze hebben… Even de KMar waarschuwen.” Michael grijnsde. Het duurde nogal een tijd voordat het gezelschap de crewroom binnenkwam. En ze waren bepaald niet vrolijk. “Verdomme, waarom moesten we gefouilleerd worden? En dan je hele koffer uitpakken… Ik ga een klacht indienen!”
Een van de heren was nog stevig aan het mopperen. Fred en ik keken elkaar aan. Dit werd nog wat! De dame keek rond en las onze naamlinten. “Van Laar en Jonkman? Nou,onze bodyguards zijn in ieder geval op tijd. Zou een van jullie een kop koffie voor ons in willen schenken? Anders zitten jullie toch maar te niksen…” Ik hoorde Fred door zijn neus inademen. Bij hem een teken dat hij zich nogal opwond. Ik tikte tegen zijn knie ten teken dat hij zich koest moest houden en stond op.
“Goedemorgen. U bent de delegatie van Buitenlandse Zaken voor de verkenning naar de waterkrachtcentrale bij Travnik?” Eenstemmig knikken. “Ik zal ons even voorstellen: mijn collega daar is majoor van Laar en ik ben majoor Jonkman. En voor de goede orde: Ú bent te laat, wíj zijn geen bodyguards en voor koffie heeft u geen tijd meer; spullen pakken en instijgen.” De mopperkont ontplofte bijna. “Weet je wel wie je voor je hebt?”
Ik knikte. “Ja hoor. Vier diplomaten van BuZa die mee zijn om diplomatiek op te treden. Tot nu toe heb ik daar echter weinig van gemerkt, maar dat kan natuurlijk aan uw ochtendhumeur liggen. En om verdere vertraging voor te zijn stel ik voor dat we in die mooie C130 instappen. De eerstvolgende bak koffie drinkt u maar in Sarajevo. Om 09:00 willen onze collega’s van de luchtmacht vertrekken; als u niet in die kist zit, mag u naar Bosnië lopen.”
Ik wees en de 2e vlieger hield de deur naar het platform grijnzend open. Ik liep als laatste naar buiten en hij gaf me een stiekeme ‘thumbs up’.
We liepen via de laadklep aan de achterzijde de kist in. “Vliegen we…. Vliegen we hiermee?” De dame werd bleek. De crewchief keek haar aan. “Wat is er mis met mijn kist mevrouw? Ik vlieg hier al jááren mee, hoor.” Ze keek collega’s aan. “Écht niet! Dit is geen passagiersvliegtuig! Ik ben geen varken of zo… Zorg maar voor een fatsoenlijk vliegtuig!” De andere drie keken ook kwaad, maar hielden zich in. “Suus, hou op met mekkeren en ga zitten. Je wilde toch zelf mee? Nou dan.”
Ze gingen zitten in de bekende stoeltjes. De loadmaster kuchte even. “Dame, heren ik ben Adjudant Gerard van der Velden, de loadmaster van deze mooie C-130. Ik ben verantwoordelijk voor alles wat zich in het vrachtruim afspeelt en dus ook voor u.” “Wij zijn geen vracht!” snauwde ‘Suus’.
“Mevrouw, u zit in het vrachtruim, dus u bent vracht. Vracht die terugpraat en dat is soms bijzonder hinderlijk. Dit is zo’n moment. Ik wil u de veiligheidsinstructies geven; u luistert. Heeft u iets niet begrepen, dan steekt u uw hand op en leg ik het nog een keer uit. En ik overhoor u, denk er aan.”
Rustig begon hij met z’n veiligheidsbriefing. In feite weinig anders dan voor een helivlucht over de Noordzee, behalve dat we geen survivalpak aan hadden. Gerard besloot met: “Tijdens het opstijgen en landen kunt u wellicht wat misselijk worden. Dat komt omdat u dwars op de vliegrichting zit en nauwelijks naar buiten kunt kijken. Ontspannen, de ogen dicht doen en eventueel wat kauwen. En mocht u onverhoopt toch over uw nek gaan: zelf opruimen. We gaan zo meteen beginnen met de startprocedure, dan ben ik even druk. Als we in de lucht hangen, kunt u vragen stellen.”
Hij grijnsde gemeen. “Als u ten minste boven het geluid van vier Allison T56-A-15LFE turbopropmotoren uit kunt komen. Nu uw riemen vastmaken, alstublieft.”
Buiten hoorde ik de motoren starten en optoeren en deed m’n oordoppen in. Dat dempte in ieder geval iets. De achterklep werd gesloten en het werd schemerdonker binnen. Het toerental nam toe en we gingen taxiën. Schuin achter me was een raampje; ik kon in ieder geval een beetje naar buiten kijken. Uit een ooghoek zag ik beweging: een van de heren van BuZa was opgestaan en liep wilde langs Fred naar voren lopen. Fred greep hem bij de pols en wees naar zijn stoel. En zelfs boven het gegier van de motoren uit hoorde ik Fred bulderen: “Zitten, potdomme! En je riem vast!” Dat was maar goed ook, want even later voelden we de kist draaien, even stilstaan en toen ging het toerental pas écht omhoog. En met een schok gingen de remmen los en reed de kist met toenemende snelheid over de startbaan…
De neus ging omhoog en het gebonk van de wielen hield op. Wat lawaai van het intrekken van het landingsgestel en ook het geruis van de wind nam af. Ik keek: Veldhoven schoof onder ons voorbij maar ik zag ons appartementencomplex nét niet… Jammer. Even later werd het donkerder: we zaten in de wolken. En een minuut later weer licht: boven de wolken! Altijd mooi om dit waterige ‘berg’-landschap te bekijken; Jammer dat ik m’n nek moest verrekken om door het raampje te kijken. Een bekend, vervelend gevoel in m’n oren. Luchtdrukvermindering. Linkerborstzak: kauwgom. Ik had er een hekel aan, maar liever stom kauwen dan steeds dat rotgevoel in m’n oren.
Fred zat ook een goeie imitatie van een koe ten beste te geven; zijn zware kaken gingen op en neer terwijl hij, met z’n ogen dicht, redelijk ontspannen in zijn stoeltje hing. De lui van Buza zaten half gedraaid naar buiten te kijken. Met z’n tweeën door één raampje kijken… Gezellig hoor. Ik nam ze eens goed op: twee wat oudere heren die ik nog niet gehoord had. Redelijk verzorgde types. Nou ja, dat moest wel in dat vak.
De derde man, de mopperkont: wat jonger, een jaar of vijf en dertig tot veertig. Ook strak in het pak, maar zijn gezicht paste er om een of andere reden niet bij. Ergens zat een dissonant… Plotseling zag ik het: zijn haren. Té lang en niet zo netjes in de plooi als zijn oudere collega’s. En hij had een ‘matje’ in zijn nek. De dame… hoe heette ze ook alweer? Oh ja, ‘Suus’. Die had alles wat mij in vrouwen tegenstond. Dure kleding, twee koffers bij zich, net iets te weelderig opgemaakt en een paar ogen die alles behoorlijk arrogant bekeken. Inwendig moest ik grinniken. Als we Marion niet tot de orde hadden geroepen, had ze er over 20 jaar zó uit kunnen zien. Enfin Kees, we gaan zien hoe onze reisgenoten zich gaan gedragen; de twee oudere heren hadden dat wel in zich, de jongere man en ‘Suus’ liepen redelijke kans op een confrontatie met Kees of Fred. Boeie… Dat zagen we in Bosnië wel...
Ik keek op mijn horloge: we hingen nét een kwartier in de lucht. Tijd voor Tom Clancy en wat drinken. Ik pakte mijn rugzak onder mijn stoel vandaan, pakte m’n thermosfles en het boek. Fred rook de koffie waarschijnlijk, want er ging één oog open. De vreetbeer… Ook hij deed een greep onder zijn stoel en zijn broodtrommel, model schoenendoos kwam tevoorschijn. En ook de bekende stalen thermosfles.
De jonge medewerker van BuZa zat naast me en brulde iets in m’n oor. Ik trok een oordop uit. “Wát?” Hij riep: “Wanneer wordt de koffie gebracht?” Ik keek hem stomverwonderd aan en antwoordde: “Niét! Deze kostelijke koffie is vanochtend gezet door mijn echtgenote! Dit is een VRACHTkist meneer. Wij zitten hier alleen maar om deze kostbare apparatuur te beschermen als deze kist mocht neerstorten. Een soort levende airbags, zeg maar!” Ik drukte mijn oordop weer in ten teken dat ik een verdere conversatie niet op prijs stelde.
Met gebarentaal probeerde hij de anderen, die aan de overkant zaten, te vertellen dat de roomservice verstek liet gaan. De twee oudere heren haalden hun schouders op. ‘Suus’ ontplofte zo ongeveer. Ze rukte haar gordel los en stak het laadruim over naar Fred en mij. Ze gilde: “Waarom hebben jullie koffie en wij niet?” Fred donderde: “Omdat wij hele lieve vrouwen hebben, mevrouw. En nu naar je stoeltje, ga zitten doe je riem vast en maak dat ding pas los als we op Sarajevo stil staan en die klep open is! Anders bind ik je vast met duckttape!” Zelfs met m’n oordoppen in kon ik hem woord voor woord verstaan.
En niet alleen ik: de crewchief liep naar achteren. Hij mompelde wat in zijn microfoontje en meteen maakte de kist een smak naar beneden en ‘Suus’ ging fors onderuit. Met een stalen gezicht wees de crewchief naar haar stoeltje en maakte het gebaar van ‘riemen vast!’. Toen draaide hij zich naar Fred en mij. Hij controleerde onze riemen en terwijl hij dat deed hoorde ik: “Het wordt zo meteen een beetje ruig, majoor. Geef dat even zachtjes door aan uw collega.” Ook de riemen van de anderen werden gecontroleerd en hij liep weer naar voren. Een paar minuten later begon de kist merkbaar te rollen en te stampen. Ik keek naar buiten; we vlogen nu dicht boven de wolken. Een por in m’n zij en een blik van Fred: die wist exact wat er nu ging gebeuren. En jawel: even later maakte de kist een forse duikeling, om meteen daarna weer snel te stijgen. Gedurende een paar minuten gingen we flink tekeer, toen werd het wat rustiger. Gelukkig maar, want mijn maag vond het wat minder prettig. De koffie was er nét niet uitgekomen. Fred pakte demonstratief nog een dikke boterham met worst; ik kon de knoflook ruiken. Gatverdamme…
Ook aan de overkant werd deze lucht niet zo op prijs gesteld; Een paar seconden nadat Fred z’n boterham had weggewerkt ging ‘Suus’ over haar nek. En haar linker buurman volgde twee seconden later. En geen zakje bij zich natuurlijk… De inhoud van hun magen lag als een bruine vlek op de anti-slipvloer. Nou ja, gelukkig hadden we geen last van die stank; die werd snel afgevoerd. En toen de kist even later weer redelijk stabiel lag, kwam de crewchief weer naar achteren. Hij gebaarde Fred en mij mee te komen.
Achter de cockpit kregen we twee headsets met intercom. “Loop maar even de cockpit in, heren. De baas wil jullie even spreken.” De gezagvoerder draaide zich in de linkerstoel om. “Zo… Is de rest van het gezelschap nu een beetje braaf?” Ik hoorde Fred grommend lachen. “De dame en een van de heren hebben zojuist de vloer van een ander kleurtje voorzien, Charles.” “Goh, wat vervelend voor ze. Mogen ze in Sarajevo zelf opruimen. Wij houden niet zo van dit soort types”
Ik grinnikte. “Dat hadden we al een beetje in de gaten… Mogen we een vraag stellen, Charles?” Natuurlijk… Sorry, ik ben even je voornaam kwijt…” “Kees. Kees Jonkman. En de vraag is: doen jullie nog steeds ‘tactische landingen’?” Hij keek verrast. “Natuurlijk. Dat moeten we regelmatig oefenen.”
Fred’s gezicht werd één grote grijns. “Mag dat op Sarajevo?” Charles knikte. “En soms moét het zelfs… Er zitten nog steeds lui in Bosnië die ons niet zo goed gezind zijn, Fred. Dan krijgen we een seintje van air traffic control.” Hij begon te lachen. “Jullie bedoelen…” Ik knikte. “Is het vandaag geen mooie dag om zo’n tactische landing te oefenen? We willen de arrogantie van die vier lui achterin een beetje breken. Wij zitten tot vrijdag met ze opgescheept…” “Dat horen jullie over een uurtje. Ik moet toestemming van Sarajevo hebben. Als het druk is op het veld, kan het niet. Hebben jullie het wel eens meegemaakt?” Fred knikte. “Ik wel. Kees nog niet, maar Kees heeft redelijk zeebenen, heeft hij me ooit verteld.”
Ik keek hem vuil aan. “Lekkere bud ben jij…” Een brede grijns was zijn reactie.
Ondertussen genoten we van het uitzicht; de cockpit van de C-130 was voorzien van heel veel glas, het was helder, dus we konden enorm ver kijken. Tussen de wolken door konden we Frankfurt zien liggen en even later Neurenberg en München. En ondertussen vertelde loadmaster Gerard het een en ander over het vliegtuig en de betekenis van het instrumentarium. Maar na een interessant half uurtje zei Charles: “Heren, ik roep Sarajevo even op; daarna mogen jullie weer naar het andere gezelschap.” Wat gekraak in de headset. Wat er exact voor gesprek werd gevoerd kregen we niet meer, maar na een minuut draaide Charles zich naar ons toe. “Toestemming verleend. We draaien eerst een rondje om de basis heen, op hoogte. Daarna gaat de neus omlaag en staan we binnen 30 seconden op de runway. Daar zetten de props even in ‘reverse’, dan blazen ze de lucht naar voren en wordt er dus hard geremd. En denk er aan: deze kist remt beter dan een formule één wagen, dus zorg dat je riemen goed vastzitten. Enfin, voor de landing controleert Gerard jullie allemaal wel even.”
Hij grijnsde even. “Geen zorgen; ik heb het vaker gedaan, hoor.” “Ja, hou op, schei uit. Ik heb er nog maagpijn van”, mompelde de 2e vlieger. “Heren, naar achteren nu; we hebben hier dingen te doen. Sterkte!”
Gerard nam de headsets weer ontvangst en we liepen naar achteren. Zitten, riemen goed vast.
“Jij gaat nou geen broodje sterf-op-straat-worst meer eten, Fred. Met je knoflook...”, brulde ik in zijn oor. “Jammer Kees! Ik heb een beetje trek…” Ik keek hem dreigend aan. Een kwartier later kwam Gerard naar achteren. Hij controleerde de sjorringen van de lading en als laatste onze riemen. Met een knipoog liep hij naar voren. Even later voelden we dat de kist over stuurboord ging hellen; we draaiden het rondje om Sarajevo heen! Ik herkende een paar bekende punten van de stad en rondom de stad…
Verdomme, Kees… Weer terug in dat vervloekte land. Nou ja, maar voor een paar dagen. Als we ten minste zonder brokken aan de grond kwamen… In de verte zag ik het vliegveld liggen, we draaien nu richting landingsbaan. De duik zou zometeen… Tééééring… Mijn stoel kwam onder me omhoog en leek vervolgens te verdwijnen.
Alleen aan de inval van de zon door de kleine raampjes kon ik zien dat we doken; het uitzicht in de kist veranderde niet en mijn evenwichtsorganen protesteerden hevig. Ik voelde me naar links getrokken worden; als ik me niet zo stevig had ingegespt was ik uit m’n stoeltje gedonderd. Fred z’n gewicht drukte deels op mijn rechterarm.
Een snelle blik naar de overkant: ‘Suus’ gilde, de twee andere heren keken nogal benauwd en probeerden zich zittend te houden; die hadden hun riemen niet zo vast gehad. Stom. In mijn rechteroor hoorde ik: “Nog een broodje, Kees?” Ik keek in het gezicht van Fred. “Graag, makker. Heb je kaas?”
Even een spoor van verwondering, toen maakte hij z’n broodtrommel open en bietste ik een dikke volkorenboterham met kaas er uit. Verdomme, als die rotzak zit te bluffen… Dat kan ik ook!
Op het moment dat ik een hap wilde nemen, trok Charles de kist recht en klapten we op het asfalt. Meteen gierden de propellors harder dan ze al deden en de kist remde hard af. Binnen een paar seconden stonden we stil… en reden toen rustig achteruit! Oh ja, dat kon een C-130 ook! Ooit had ik een filmpje gezien van ‘Fat Albert’ de C-130 van de ‘Blue Angels’, het stuntteam van de Amerikaanse luchtmacht. Daar deden ze dat ook: tactische landing gevolgd door een stuk achteruit rijden…
‘Onze’ Hercules reed weer naar voren en draaide een taxibaan op. Ik blies even uit. Zo… Ook weer gehad… Om de schijn op te houden nam ik maar weer een hap van mijn boterham. Gerard kwam naar achteren lopen, zag onze broodjes en grijnsde. De achterklep ging omlaag tot horizontaal en hij ging op de rand staan, terwijl we nog reden. De herrie was nu wat minder. “Even frisse lucht!”
Hij wees op de vloer, waar de kotsvlekken nog te zien waren. “Is wel eens nodig!” Even later stonden we stil bij een vracht-terminal en hij maakte het gebaar dat de riemen los mochten. ‘Suus’ sprong op, maakte haar twee koffers los en wilde het vliegtuig uitsprinten. “Hoho mevrouw… Niks ervan, u gaat niet eerder dit vliegtuig uit dan ik u toestemming gegeven heb!” Gerard hield haar tegen. “Laat me los! Ik wil hier geen seconde langer blijven!” De gezagvoerder, Charles, kwam naar achteren en tikte op haar schouder. “U gehoorzaamt mijn crewchief, mevrouw. Ik wil niet dat u los over een vliegveld loopt. Voor u het weet loopt u in een propellor of wordt opgezogen door een straalmotor.”
Hij keek op de vloer. “En wie heeft mijn mooie schone kist zitten bevuilen?” Een van de oudere heren stak zijn hand op en wees ook naar ‘Suus’. “Mooi. Meneer, mevrouw: u heeft gekotst, u ruimt het op. Gerard zal u het gereedschap geven.” Die kwam even later met een emmer water en twee dweilen en mopperend werd de vloer schoongemaakt. “Dank u wel; we zien elkaar vrijdag weer, dan vliegen wij u weer terug. 12:00 exact melden in de vertrekhal!” Een Deense kapitein kwam naar ons toegelopen en groette netjes. “You must be the Dutch delegation for Travnik. Please follow me.”
We liepen richting een bestelbusje. Koffers en rugzakken gingen achterin en we reden naar Camp Butmir aan de rand van het vliegveld. “Do you want something to eat or do you want to eat in Travnik?” Ik stak mijn halve boterham omhoog “No thank you. We had our lunch already in the Hercules. It was a pity the stewardess had a moustache.”
De kapitein schoot in de lach. We reden het grote EUFOR en NATO-kamp voorbij, de heli-strip op. Hij stopte naast een Mi-8 helikopter van de Bosnische strijdkrachten. Made in the USSR. Zagen er niet uit, maar ze waren niet kapot te krijgen. Drie Bosnische militairen stonden bij de deur. Ook zij groetten netjes. “We will fly you to Travnik.”
We gingen aan boord en een uiterst bekende geur kwam me tegemoet: kerosine. De grote brandstoftank van deze heli’s bevond zich in het laadruim En dat rook je. De heren van BuZa hadden ondertussen hun lesje geleerd en hielden hun mond. ‘Suus’ had het nog steeds niet door en begon te schelden en te tieren. “Wat is dit nu weer? Eerst dat vreselijke vliegtuig, nu zo’n gore helikopter… Het ding stinkt twee uur tegen de wind in naar benzine, is smerig en kunnen die lui hier wel vliegen? Als ik ze zo bekijk zijn ze net weggelopen uit de kroeg…”
Ik had er genoeg van en keek de oudere heren aan. “Heren, wie van jullie is hoogste in rang of schaal?” Ze wezen naar ‘Suus’. “Oké, dan pak ik mevrouw zelf wel even aan…”
Ik pakte haar arm. “Wilt u even met mij meekomen, mevrouw?” Ze sputterde nog wat na, maar aan de andere kant van de heli ging ik los. Vlak tegenover haar staan zei ik zachtjes, maar witheet:
“Mevrouw, besef goed dat u hier in een land staat waar mensen elkaar nog steeds naar het leven staan. Eén stomme opmerking van u of uw collega’s en het laatste wat u in uw leven ziet is de mondingsvlam van een geweer. U doet exact wat ik of mijn collega Fred zegt.”
Haar ogen spoten vuur. “Jij krijgt, zodra ik terug ben in Nederland, ongenadig op je donder, soldaatje! Ik zal hoogstpersoonlijk zorgen dat je ontslag krijgt bij de Landmacht… Mind my words!”
Ik boog me naar haar toe. “Da’s prima, Suus. Maar besef goed dat, als mijn collega majoor van Laar en ik je hier laten vallen, dat je hier compleet kansloos bent. Op je hoge hakjes. In Den Haag, in een beschermde omgeving ben je wellicht een hele grote meid, hier in Bosnië ben je alleen maar ballast als je zo doorgaat. Vracht die terugpraat.
En als laatste: ik ben geen ‘soldaatje’, ik ben majoor. En mijn collega Fred ook. En je gehoorzaamt ons. Als ik zeg ‘spring!’ dan vraag jij alleen maar: “Hoe hoog?” Voor de rest mag je diplomatiek zijn tegenover onze Bosnische vrienden. En dat gaan jullie goed doen. Verziek je de zaak, dan gaat jouw Secretaris-Generaal iets van mij horen, beste Suus. Begrepen?”
Ze draaide zich van me af, maar ik greep haar arm. “Ik vroeg je iets! En ik eis antwoord!” “Begrepen…” klonk het. “Nog niet overtuigend, maar je begint het te snappen. Voortaan met twee woorden spreken graag. 'Begrepen majoor.' En nu instijgen in deze helikopter en aardig doen tegen de bemanning. Anders gaan ze misschien net zo stunten als de bemanning van die mooie C-130 waar we net in zaten. En dan mag je wéér gaan schoonmaken, mevrouw…”
De laatste zin sprak ik uit toen we net aan de andere kant van de heli liepen en de rest van het gezelschap hoorde die zin. Het boeide me niet zo. Inwendig was ik al overgeschakeld op ‘gevechtsmodus’. En alles wat me in de weg stond had de keuze: óf meedoen, óf opdonderen.
Welkom terug in Bosnië, Kees…