Vervolg op: Mijn Leven, Mijn Liefdes, Studiejaren - 7: De Opmaat Naar Het Weekend Een Gelukkige Vondst
Toen ik thuis aankwam, was het al beginnen te schemeren en ik reed mijn fiets via de brandgang naar de poort die toegang gaf tot de tuin. Toen ik afstapte om hem open te doen, hoorde ik verderop in de gang een zacht jammerend geluid. Aangezien het niet meer zo licht was kon ik niet meteen zien waar het precies vandaan kwam.
“Is daar iemand?” vroeg ik en liep iets verder de brandgang in.
“Ja, hierzo!” hoorde ik iemand zachtjes zeggen en liep in de richting waar het geluid vandaan kwam. Na een paar meter zag ik iemand in een inham in de beukhaag van een van onze buurtgenoten half op de grond zitten en liggen. Ik herkende de persoon niet en het was lastig uit te maken of het een man of een vrouw was. Wel zag ik dat hij of zij met een hand de enkel vasthield.
“Kan ik je misschien helpen?” vroeg ik terwijl ik dichterbij kwam.
“Ja, dat zou wel fijn zijn,” kreeg ik als antwoord te horen. Nu kon ik duidelijk aan de stem horen dat het een vrouw of een meisje was.
“Wat is er gebeurd?” vroeg ik.
“Ik werd achterna gezeten door een paar jongens van school en ben toen deze gang in gerend en ben door mijn enkel gegaan. Ik heb me toen maar hier verstopt totdat ze waren verdwenen. Maar toen ik wilde opstaan, had ik heel veel pijn aan mijn voet!”
“Laat me eens kijken,” zei ik en pakte haar been vast om de enkel te bekijken. Die was helemaal opgezwollen en het zou wel eens erger kunnen zijn dan een simpele verstuiking. “Nou, dat ziet er niet best uit,” zei ik, “kom anders maar met me mee. Ik woon hier heel dichtbij en dan kunnen we in alle rust en bij goed licht even kijken wat er scheelt. Ik help je wel even overeind en dan gaan we via de poort door onze tuin naar de keuken, okay?”
Ik hielp haar overeind en hoewel ze niet veel kracht had om zelf te staan, kostte het me geen enkele moeite om haar overeind te helpen en te houden en naar de poort te lopen.
“Ga hier maar even tegen de schutting staan, dan doe ik even mijn fiets in de schuur en dan help ik je zo wel om naar de keuken te lopen.”
Het kostte me minder dan een minuut om de poort te openen en mijn fiets weg te zetten. Ik liep naar haar terug en zei dat ze haar arm maar even over mijn schouders moest slaan zodat ik optimale ondersteuning kon geven. Aangezien ze niet veel kracht kon zetten op haar geblesseerde been, konden we slechts heel langzaam vooruit komen.
Ik stopte en zei: “Dit gaat zo veel te langzaam, ik draag je wel.” Ik nam haar in de brandweergreep en daar ze niet erg zwaar was liep ik met haar over mijn schouders redelijk snel naar de keukendeur die al van het slot bleek te zijn.
Toen we in de keuken kwamen zette ik haar op de grond bij een van de lagere stoelen en zei dat ze maar moest gaan zitten.
“Ik ben Mucike,” stelde ik me aan haar voor, “en hoe heet jij?”
“Ik heet Noor,” antwoordde het meisje.
“Nu we dat achter de rug hebben en weten wie we zijn, zal ik maar eens even naar je enkel kijken.” Ik trok haar schoen uit die er enigszins afgetrapt uitzag en daarna haar sok waar een behoorlijk gat in zat. Ik merkte aan haar dat ze zich daar een beetje voor schaamde, maar sloeg daar geen acht op. De enkel was behoorlijk opgezwollen en zag er erg rood uit. Toen ik er lichtjes op drukte, kermde ze van de pijn. “Hmm, dat ziet er niet goed uit,” zei ik, “ik zal toch even aan mijn hospita vragen wat we nu moeten doen. Een momentje.”
Ik keek in de woonkamer of Hilde of Nannie er toevallig zaten, maar dat was niet zo. Ik riep daarom naar boven of er iemand thuis was.
Nadat ik wat gestommel op de trap naar de bovenste verdieping hoorde, hoorde ik Hilde roepen: “We zitten boven!”
Ik vroeg of ze even naar beneden kon komen en legde haar in het kort uit wat er loos was.
“O, okay, maar dan moet ik snel even iets aandoen,” zei ze waarna ze naar haar slaapkamer ging om iets aan te trekken. Al gauw kwam ze naar beneden en liep met me naar de keuken.
Toen ze het meisje zag, sloeg ze een hand voor haar mond en riep: “Och arm kind, wat zie je eruit! Wat is er gebeurd?”
Noor vertelde met horten en stoten wat er was voorgevallen. Ze had het er echt te kwaad mee. Ondertussen inspecteerde Hilde haar enkel en zei: “Ik denk dat er een dokter naar moet kijken, want dat je er zoveel pijn aan hebt, zint me niet. En wij zijn geen van allen medisch geschoold.”
“Maar ik heb geen dokter want die kan ik niet betalen!” zei Noor met een enigszins vertwijfelde uitdrukking op haar gezicht.
“Maar je ouders zullen toch gewoon bij een ziekenfonds zitten of bij een particuliere ziektekostenverzekering?” vroeg Hilde.
Noor begon wat te snikken waarop Hilde naar haar toe ging en troostend een arm om haar schouders heen legde. Het was duidelijk dat er meer met Noor aan de hand was dan alleen het probleem met haar enkel. Hilde probeerde haar te kalmeren en uit te horen waar ze vandaan kwam, waar ze woonde, e.d.
Om een lang verhaal kort te houden kwam het erop neer dat Noor sinds kort onder curatele was gesteld van de kinderbescherming omdat haar moeder haar had verlaten. Ze had de afgelopen maanden in een opvanghuis gewoond, nadat ze een poos over straat had gezworven. Vanuit het opvanghuis was ze weer naar school kunnen gaan.
Ze was zeventien jaar oud en had verder geen familieleden en eigenlijk was ze in afwachting van een plaatsing in een pleeggezin of van een adoptie. Het probleem daarbij was haar leeftijd. Ze zou binnen enkele maanden achttien jaar worden, de leeftijd dat kinderen niet meer bij een pleeggezin geplaatst konden worden. En adoptie was nu al vrijwel een kansloze zaak.
Door alle problemen was ze op school hopeloos achterop geraakt en was ze in een klas met jongere kinderen terecht gekomen die haar continu pestten. Wat er die dag met haar was gebeurd was daar een voorbeeld van.
Ook in het opvanghuis had ze het niet echt naar de zin. Er was daar een aantal begeleiders die er zeer autoritaire manieren en soms vreemde handelswijzen op na hielden en ze voelde zich daardoor niet op haar gemak en voortdurend gespannen. Goede zorg, zoals je dat eigenlijk van een opvanghuis mag verwachten, werd niet gegeven en als ze achttien jaar zou worden, zou ze buiten de boot vallen en het helemaal alleen moeten zien op te lossen.
Terwijl Hilde met Noor in gesprek was, had ik thee gezet en haar een kopje aangeboden dat ze dankbaar van me aannam. Ik vroeg of ze wat wilde eten omdat ze er niet bepaald goed doorvoed uit zag. Ze zei wel zin te hebben in een boterham omdat ze sinds het ontbijt niets had gegeten. Hilde zei dat ze gewoon met ons kon mee-eten als ze wilde, maar dat we eerst naar de dokter moesten. Hilde besloot dat het verreweg het simpelst was om haar eigen huisarts te bellen om te kijken of die misschien kon helpen.
Ik had ondertussen de gelegenheid om Noor eens goed te observeren en zag dat ze er nogal verwaarloosd uitzag. De kleding die ze aan had was vrijwel versleten en echt warm zagen ze er niet uit. Haar haren hingen alle kanten uit en ze had een paar zwarte vegen op haar voorhoofd. Maar dat laatste zou het gevolg ervan kunnen zijn geweest dat ze was gevallen. Maar als je daar doorheen keek, dan zag je een fijn gezicht met klassieke lijnen, mooie blauwe ogen en donkerblond haar.
Verder zat er alles op en aan en ondanks dat ze wat mager had aangevoeld toen ik haar droeg, had ze een goed figuur. Mooie pronte borstjes en een lekker kontje.
Toen ze door had dat ik haar aan het observeren was, sloeg ze van verlegenheid haar ogen neer en begon ze wat te hakkelen. Hilde keek me aan en zei op een veelbetekenende toon dat ik maar een boterham moest maken en dat zij intussen de huisarts zou bellen.
In minder dan geen tijd smeerde ik een boterham met pindakaas die ze gretig verorberde. Hilde kwam de keuken weer binnen en zei dat de dokter binnen een half uur zou komen.
Noor keek Hilde aan en vroeg op bezorgde toon: “Maar hoe moet dat dan met de betaling?”
“Dat is van latere zorg. Eerst moeten we weten wat er precies met je enkel aan de hand is,” antwoordde Hilde.
Terwijl we op de dokter aan het wachten waren, hoorde Hilde haar nog wat meer uit waarbij ze vooral wilde weten hoe dat het nou zat met haar ouders.
Noor vertelde dat ze haar vader nooit had gekend en dat haar moeder altijd losvaste baantjes en relaties had gehad. In die tijd was het, ondanks dat ze het wel zwaar hadden, wel redelijk goed gegaan tussen haar moeder en haar. Maar sinds ruim een jaar had haar moeder een nieuwe vriend die het niet zo op haar had en dat merkte Noor iedere dag. En omdat Noor zich dat niet altijd liet welgevallen, was er vaak ruzie in huis. En waar in het begin haar moeder het nog wel eens voor haar opnam, veranderde dat na enkele maanden toen haar moeder zwanger bleek te zijn. En toen had ze helemaal geen leven meer.
En op een dag toen ze terugkwam van school, was het hele huis leeg gehaald en waren haar moeder en diens vriend in geen velden of wegen te bekennen en met de noorderzon vertrokken. Na enige tijd radeloos voor het huis op het stoepje te hebben gezeten, werd ze door een buurvrouw opgevangen die een maatschappelijk werker inschakelde. Zo werd ze na verloop van enkele weken opgenomen in het jeugdzorg systeem. En echt veel beter was ze er niet van geworden.
Net toe ze haar verhaal had gedaan arriveerde de dokter die na een onderzoek van Noor’s been en voet tot de conclusie kwam dat er niets was gebroken maar dat ze wel een hele lelijke verstuiking had opgelopen. De beste remedie was een koud kompres toepassen tot de zwelling helemaal verdwenen was en in die tijd de voet niet belasten.
De dokter schreef ook nog een recept voor een pijnstiller voor om voor de eerste dagen de pijn te verlichten.
Nadat de dokter weer was vertrokken probeerde Hilde het opvanghuis te bellen maar kreeg niemand te pakken. Ze besloot daarop om Noor voorlopig maar op te vangen en te verzorgen.
Intussen waren Nannie en Dré ook naar beneden gekomen. Dré stond naast me met een arm om mijn been heen een beetje verlegen naar Noor te kijken.
En Nannie was net zoals Hilde erg begaan met Noor en beiden hielpen haar de trap op naar de eerste verdieping waar ze haar uit haar kleren hielpen en onder de douche zetten. De douche die het dichts bij de slaapkamer van Nannie lag was minder luxe dan die bij Hilde’s slaapkamer, maar had als voordeel dat de doucheruimte langs de vrije slaapkamer lag en zo ruim was dat er een kruk stond waarop je kon zitten. En dat kwam nu erg goed uit daar Noor niet lang kon staan.
Na aanvankelijk even onwennig om zich heen gekeken te hebben en zich wat beschaamd te voelen omdat ze toch in de aanwezigheid van twee vrouwen die ze niet kende in haar nakie stond, liet Noor zich de weldadige warmte van de douche welgevallen. Gelukkig kon ze zichzelf als ze zat nog wel goed wassen. Hilde zei dat ze maar de tijd moest nemen en dat ze, als ze klaar was met douchen, even moest roepen.
Terwijl Noor onder de douche stond, of eigenlijk zat, overlegden wij wat we zouden gaan doen. Hilde was zo door het verhaal van Noor geraakt dat ze voor zichzelf had besloten het meisje te helpen voor zover dat dat kon. In ieder geval zou ze, als ze dat wilde, bij ons kunnen blijven voor de duur van het herstel van haar enkel.
Nadat Hilde nog een paar keer geprobeerd had contact te krijgen met het opvanghuis, besloot ze het voor die avond op te geven en de volgende dag maar weer een poging te wagen.
De vijfde slaapkamer die eigenlijk bedoeld was voor Josie, als die eens mocht komen, werd door Nannie en Hilde gereedgemaakt voor Noor zodat ze daar kon slapen. Met zijn tweeën hadden ze die klus in een wip geklaard.
Inmiddels was Noor uitgedouched en ze riep dat ze klaar was. Hilde ging naar haar toe om haar te helpen met afdrogen. Ook had ze wat van haar ondergoed en een pyjama meegenomen waar Noor zich in kon hullen. Toen Noor was aangekleed riep Hilde naar Nannie om gezamenlijk Noor naar de slaapkamer te brengen en in bed te leggen.
“Heb je honger?” vroeg Hilde.
“Ja, best wel,” antwoordde Noor, “maar hoe zit het nou met de dokter en zo? Ik heb echt geen geld om die te betalen en voor de medicijnen!”
“Maak je maar geen zorgen, Noor,” zei Hilde, “ik neem die kosten voorlopig wel voor mijn rekening en zo gauw ik contact heb kunnen leggen met het opvanghuis overleg ik met hen of zij de kosten kunnen terugbetalen of dat hun verzekering de kosten kan dekken. En als het niet zo is, is er nog geen man overboord, want dan is het goed zo.”
“Maar waarom helpen jullie me zo? Jullie vangen me op, zorgen ervoor dat er een dokter komt, geven me te eten, laten me douchen en zo,” zei Noor met een brok in haar keel, “en niet dat ik niet dankbaar ben, maar ik snap het niet goed! Niemand heeft zich ooit zo voor me ingezet!”
Hilde streek over haar haren, legde haar hand op Noor’s schouder en gaf als antwoord: “Volgens mij heb jij tot nu toe gewoon heel veel pech gehad in je leven en ik heb het daarom met je te doen. Daarbij heeft Mucike jou pal achter mijn tuin aangetroffen en dat maakt jou een beetje onze verantwoordelijkheid. Luister, ga lekker in bed liggen, zo meteen komen we je wat te eten brengen en probeer daarna te slapen. Morgen zal ik contact zoeken met het opvanghuis en dan gaan we kijken wat er moet gebeuren, okay? Maak je geen zorgen, het komt goed!” Ze deed nog een koud kompres om de enkel van Noor, dekte haar nog wat toe en liep de kamer uit naar beneden.
Nadat ik even naar de apotheek was gelopen om de medicijnen te halen, was ik inmiddels samen met Nannie aan het eten begonnen. Zoals gewoonlijk maakten we een soepje en een hoofdschotel bestaand uit groenten, aardappelen en vlees of vis. Lekker simpel en gemakkelijk, maar toch voedzaam en gezond.
“Wat een verhaal, zeg,” verzuchtte Nannie terwijl ze de uien aan het snijden was, “gelukkig waren wij een stuk ouder toen onze ouders stierven en dat we zulke goede hulp hadden, anders had het met ons ook net zo goed zo kunnen aflopen.” Ze keek me aan en zei: “Je beseft toch dat jullie ons enorm hebt geholpen toen, Mucike?”
“Natuurlijk,” zei ik, “maar mijn ouders en ik deden het graag en zouden het zo weer doen als het moet.”
“Ja, dat blijkt wel,” zei Hilde die net de keuken binnenkwam en het laatste gedeelte van ons gesprek had opgevangen. Ze kwam maar me toe en gaf me een zoen op mijn wang en zei: “Wat ben je toch een goed joch! Weet je, anderen zouden haar misschien gewoon hebben laten liggen, maar dat is iets wat absoluut niet in jou opkomt!”
“De verhalen van mijn ouders over de tweede wereldoorlog en dan vooral wat zij persoonlijk in die tijd hebben meegemaakt, hebben behoorlijk wat indruk op mij gemaakt. Mijn vader is krijgsgevangene geweest van de Jappen en mijn moeder heeft geïnterneerd gezeten in een vrouwenkamp op Java. Ze hebben daar hele vervelende dingen meegemaakt. Mijn vader is verscheidene keren gemarteld en mijn moeder had de mazzel dat ze een kind had anders was ze door de Jappen als seksslavin gebruikt, zoals vele vrouwelijke medegevangenen. In plaats daarvan moest ze onder bedreiging de onderkomens van de officieren dagelijks schoonmaken en voor ze koken. Ze hebben de oorlog overleefd omdat er een enorme hulpbereidheid onder de lotgenoten bestond waaruit vele goede vriendschappen voor het leven zijn ontstaan.
Dat heeft mij altijd enorm geïnspireerd en ik denk dat ik daardoor sneller geneigd ben anderen te hulp te schieten. Het cynisme dat in de huidige maatschappij overal merkbaar is, is mij totaal vreemd.”
“Het maakt je ook wel wat kwetsbaar,” merkte Nannie op, “je moet wel uitkijken dat er geen misbruik van je wordt gemaakt!”
“Daar heb je wel gelijk in, ik kan soms wel eens lichtjes naïef zijn” antwoordde ik met een lichte grijns op mijn gezicht, “maar gelukkig heb ik vrij snel door wat voor vlees ik in de kuip heb als ik met nieuwe mensen in aanraking kom. Er is me gelukkig nog niets vervelends overkomen. Effe afkloppen!” Ik klopte met de knokkels van mijn hand aan de onderkant van de houten tafel waaraan ik de groenten had staan snijden.
“Hilde, hoe zullen we de situatie met Noor aanpakken?” vroeg ik, “het is wel vreemd dat je geen contact met het opvanghuis hebt kunnen leggen!”
“Ja, daar zeg je zo wat!” zei Hilde, “dat is wel erg opmerkelijk. Hoe dan ook, ik heb het erg met haar te doen en wat mij betreft kan ze hier in ieder geval blijven totdat haar enkel is hersteld. Of hebben jullie daar misschien bezwaar tegen? Het is natuurlijk mijn huis, maar jullie leven per slot van rekening hier ook en jullie meningen tellen daarom zwaar mee.”
“Ik vind haar wel leuk!” riep Dré heel enthousiast en die kennelijk het gesprek vanuit de woonkamer had gevolgd, “van mij mag ze blijven, hoor!”
We schoten met zijn drieën in de lach om zijn kinderlijk enthousiasme en Nannie zei: “Nou, dat is dan zo geregeld! Maar alle gekheid op een stokje, ik vind het ook prima.”
“En jij Mucike?” vroeg Hilde, “wat vind jij ervan?”
“Ik kan er niet goed tegen als mensen buiten de eigen schuld zwaar in de problemen komen en daarbij denk ik dat ze eigenlijk geen goed alternatief heeft momenteel. Ik heb best wel een goed gevoel bij haar en vind dat we moeten helpen. En wie weet kan ze daardoor haar leven op de rit krijgen!”
“Dan zijn we het met elkaar eens,” zei Hilde, “ik had eerlijk gezegd ook niet anders van jullie verwacht.” Ze liep naar Nannie en mij toe om ons een knuffel te geven.
“En ik dan?” vroeg Dré, die ongemerkt de keuken was binnengekomen, op verongelijkte toon.
Hilde draaide zich om, schoot naar hem toe om hem vast te grijpen en begon hem te kietelen. “En jij krijgt natuurlijk ook een knuffel!”
“Een knuffel!,” riep het jochie, “ik hoef niet gekieteld te worden!” en probeerde zich los te wurmen uit de omhelzing van Hilde en begon te schateren van het lachen. “Ophouden, tante Hilde!”
Nannie en ik keken lachend naar het hilarische tafereel en sloegen de armen om elkaars schouders waarbij ze me nog een zoen in mijn nek gaf.
Na een minuutje of zo stopte Hilde met kietelen en liet ze Dré-tje los die op zijn beurt haar een zoen op de wang en een knuffel gaf.
De soep was inmiddels klaar en Hilde dekte de tafel. Op een dienblad bracht ik de soep naar de slaapkamer waarin Noor lag en klopte op de deur. “Heb je zin in soep, Noor?” vroeg ik haar door de dichte deur.
“Ja, lekker, kom maar binnen!” hoorde ik haar zeggen; ik deed de deur open en liep de kamer binnen.
Net zoals de andere slaapkamers was ook deze kamer comfortabel ingericht met een bureautje, een tweepersoonsbed , een kledingkast en een zitje. De slaapkamers hadden allemaal in een ander kleurthema. In deze kamer waren vooral veel groentinten in verwerkt, waardoor er een rustgevende sfeer heerste. Aan weerskanten van de raampartij hingen zware velours gordijnen. Op de vloer mosgroene vaste vloerbedekking. De verlichting bestond uit een plafonnière, een bureaulampje en twee bedlampjes.
Ik zette het dienblad even op het bureautje neer en pakte een opklapbaar bedtafeltje uit de kast, schoof het onderstel onder het bed en zette de kom soep op het blad.
“We komen straks met de rest,” zei ik, “eet eerst dit maar lekker op!” Nu ze helemaal fris gewassen was en ze ook haar haren had kunnen wassen, zag ze er, zeker gekleed in een van Hilde’s pyjama’s, als een plaatje uit. “Gaat dat zo lukken?” vroeg ik haar nog, ”of zal ik nog een kussen achter in je rug stoppen?”
“Ja graag, dankjewel,” zei ze, “en Mucike, ik wil je ook nog graag ervoor bedanken dat je me te hulp bent geschoten. Ik zou anders niet hebben geweten hoe ik met mijn verstuikte enkel terug naar het opvanghuis had moeten gaan.”
“Maar dat spreekt toch voor zich, joh!” reageerde ik, “en het ligt niet in mijn aard om anderen maar op straat te laten liggen! Ik hoop dat je er weer gauw bovenop komt! Het komt allemaal weer goed! Smakelijk eten!”
Ik liep weer naar de keuken waar de anderen al aan tafel zaten. Terwijl we ons de soep lieten smaken, kletsten we honderduit over de waan van alledag. Het was weer ontzettend gezellig.
Toen we de soep op hadden zetten we de andere gerechten op tafel en Hilde schepte wat op een bord voor Noor en bracht het met een glas water naar boven.
Nannie, Dré en ik schepten ook wat op en we hoefden niet lang te wachten totdat Hilde weer naar beneden kwam en aan tafel kwam zitten.
“Volgens mij gaat het alweer een beetje beter met Noor,” merkte ze op terwijl ze voor zichzelf opschepte, “ze heeft weer wat kleur op de wangen en ziet er minder gespannen uit. Dat is een goed teken.”
“Ja,” zei ik, “en nu ze een douche heeft gehad en die versleten kleren niet meer aan heeft, blijkt het best wel een knap meisje te zijn. Het is zonde dat ze in zo’n vreselijke situatie terecht is gekomen. Ze lijkt me ook best wel slim, spreekt in ieder geval ABN en is erg beleefd. En ze is bepaald niet brutaal of vrijpostig, eerder wat beschroomd. En dat mag ik wel!
Er is overigens nog wel één ding dat me net te binnen schoot toen ik haar soep bracht en dat is hoe ze naar de toilet gaat. Want ook al geeft haar slaapkamer via de tussendeur toegang tot de badkamer, ze zal toch enkele meters moeten lopen als ze naar de toilet moet. En ze heeft niets waarop ze kan steunen.”
“Verhip,” riep Nannie uit, “daar heb je een punt. Daar hebben we niet aan gedacht! Ze zou eigenlijk een paar krukken moeten hebben!”
“Ik zal zo eens naar de wijkverpleegkundige bellen om te vragen of die misschien iets te leen heeft,” gaf Hilde aan, “toevallig ken ik haar erg goed en ik denk dat ze ons wel terwille zal zijn.”
Nadat we de maaltijd met een kommetje yoghurt hadden afgesloten ruimden we de keuken op en gingen we in de woonkamer zitten. Hilde belde even met de wijkzuster.
Dré zat naast de salontafel op de vloer met zijn autootjes te spelen en de Nannie en ik hadden de bank in beslag genomen en genoten van een kopje koffie. Hilde legde de hoorn op de haak en zei: “Ze heeft gelukkig twee krukken staan die voorlopig niet gebruikt zullen worden. Die kunnen we lenen. Mucike, wil jij die zo gaan ophalen? Ze woont hier een paar minuten vandaan.”
“Dat is goed, ik ga meteen weg als ik mijn koffie op heb.”
“Hoe wil je het in het weekend doen, zo met Noor en de lingerieparty?” vroeg Nannie aan Hilde.
“Daar heb ik eigenlijk nog niet zo over nagedacht, maar zo op het eerste gezicht lijkt het me geen probleem. Het hangt er natuurlijk van af hoe mobiel ze is. Mocht het herstel niet zo snel gaan, dan betekent het dat we elk uur even moeten checken hoe het met haar is en om haar van wat verfrissingen te voorzien. Anders kan ze voor zichzelf zorgen.”
“Wat ga jij doen in het weekend, Mucike?” vroeg Nannie, “ zou jij eventueel voor haar kunnen zorgen als dat nodig blijkt?”
“Ik zou het niet erg vinden om dat te doen, ware het niet dat ik met Ricky en Diana heb afgesproken om naar de bioscoop te gaan als jullie je feestje hebben! Dus dat gaat hem niet worden, helaas. Maar laten we maar even afwachten hoe het verder verloopt de komende dagen, misschien is het niet nodig om haar op zondag te verzorgen.”
Nadat ik mijn koffie had opgedronken, stond ik op, liep naar de hal toe om mijn jas aan te trekken en ging de deur uit. Het was inderdaad niet ver en ik was dan ook binnen twintig minuten alweer terug, met de krukken. De wijkzuster had me nog uitgelegd hoe die dingen aangepast konden worden aan de lengte van de patiënt, indien nodig.
Ik bracht ze naar naar boven en ging naar Noor.
“Hoi Noor, ik heb hier een paar krukken die je kunt gebruiken als je naar de toilet moet. Ik moet alleen even checken of de lengte aangepast moet worden.”
“Dat is fijn!” zei Noor, “ik maakte me al zorgen over hoe ik naar de toilet zou gaan met die enkel van me.”
“Als je even wilt gaan staan, dan ik kijken of de krukken aangepast moeten worden. Ik hou je wel vast, wees maar niet bang dat je valt.”
Ik sloeg een arm om haar heen en gaf haar de eerste kruk. Zo te zien hadden ze de goede lengte en hoefden ze niet aangepast te worden. Nadat ik haar de tweede had aangegeven, zei ze: “ik ga nu meteen maar even naar de toilet, want ik moet eigenlijk al een poosje.”
“Da’s goed,” zei ik, “ik blijf nog wel even in je kamer voor het geval dat er iets mis gaat. Je roept maar als je me nodig hebt.”
Na enkele minuten kwam ze opgelucht de badkamer uit hinkelen en zei: ”Daar was ik wel even aan toe,” en ging weer op het bed zitten. De krukken zette ze binnen handbereik tegen de muur zodat ze die later gemakkelijk kon pakken.
“Je ziet er stukken beter uit dan even geleden,” zei ik, “voel je je ook beter?”
“Ja, wel wat,” antwoordde Noor, “door het eten en de rust die ik heb gehad voel ik me een stuk beter. Ik zit er wèl een beetje over in hoe het morgen verder gaat. In het opvanghuis is het nauwelijks mogelijk om zo verzorgd te worden en ik ben bang dat ik daardoor minder snel herstel.”
“Kennelijk heeft Hilde het je nog niet verteld of daar nog geen gelegenheid voor gehad, maar van ons kun je hier blijven totdat je helemaal bent hersteld. Hilde zal het morgen hopelijk regelen in overleg met de leiding van het opvanghuis. ten minste als je daarvoor voelt.”
Noor keek me zeker een minuut of twee verbouwereerd aan. “Mag ik bij jullie blijven?” zei ze op een toon waar puur ongeloof uit klonk.
“Uhuh,” liet ik bevestigend blijken, “het is sowieso lastig voor je om je te verplaatsen en we hebben de ruimte, zoals je hebt gezien. En de komende week is Nannie nog bij ons en dus tussen ons drieën, of ik moet eigenlijk zeggen tussen ons vieren want Dré zal ook wel een steentje willen bijdragen, hebben we voldoende gelegenheid om je te verzorgen.”
“Maar jullie kennen me niet eens!”
“Laat ik me dan nog maar eens voorstellen om dat verzuim goed maken,” zei ik schertsenderwijs en stak mijn hand naar haar uit, “ik ben Mudjikan van Dongen, mijn vrienden noemen me Mucike, ik ben eerstejaars student economie en ik woon hier op kamers bij Hilde, aangenaam!”
Ze schoot in de lach, nam mijn hand aan en antwoordde: “ik ben Nora van de Laar, mijn vrienden noemen me Noor, ik zit in de vierde van de HAVO en woon sinds kort in een opvanghuis voor verweesde kinderen. Nogmaals bedankt voor alles, Mudjikan!”
“Noem me maar Mucike,’ zei ik met een grijns, “aangezien ik je naar binnen heb gedragen en je soep op bed heb gebracht, zijn we praktisch al vrienden! En graag gedaan!”
“Nou, ik hoop dat ik snel iets voor jullie kan terugdoen, want dit is echt….. ,” zei ze met een brok in de keel, “sorry hoor, ik ben er gewoon sprakeloos van.” Een traan biggelde over haar wang. Ik sloeg mijn arm om haar heen, kneep geruststellend in haar schouder en zei: “Het komt allemaal goed! Ga nu maar weer lekker liggen en probeer te slapen, dan zul je zien dat je je morgen nog beter voelt!”
Ik dekte haar toe, wenste haar een goede nachtrust en liep de slaapkamer uit om naar beneden te gaan.
Dré was inmiddels ook naar bed. Nannie en Hilde zaten ieder voor zich opgekruld op de bank een boek te lezen.
Hilde keek op van haar boek en vroeg; “Alles in orde met Noor?”
“Ja,” zei ik terwijl ik in een van de fauteuils ging zitten, “ik had haar de krukken gebracht, die ze meteen in gebruik heeft genomen om even naar de toilet te gaan. Daarna heb ik nog even met haar gesproken en gezegd dat ze wel hier kan blijven om te herstellen en dat ze wel door ons verzorgd zal worden. Daar was ze heel blij mee maar tegelijkertijd ook een beetje uit het lood geslagen, omdat ze dit niet verwacht had en ze niet weet hoe ze haar dankbaarheid kan laten zien. Ik denk dat we er de komende dagen eens goed met haar over moeten hebben.”
Nannie, die het gesprek had gevolgd, keek ook op van haar boek en zei: “Ik heb het echt met haar te doen; wat ze heeft meegemaakt, zou je niemand toewensen.”
“Inderdaad,” reageerde Hilde, ”dit wens je niemand toe. Ik hoop morgen een goed gesprek te hebben met het opvanghuis en misschien kan er iets geregeld worden voor Noor zodat haar toekomst er iets positiever op wordt.”
“We zullen zien,” zei ik, “hoe dan ook een goede nachtrust zal haar èn ons goed doen. Ik ga naar bed. Welterusten!”