Door: Keith
Datum: 08-02-2025 | Cijfer: 9.8 | Gelezen: 1592
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 36 minuten | Lezers Online: 4
Lengte: Zeer Lang | Leestijd: 36 minuten | Lezers Online: 4
Vervolg op: Mini - 339
Eenmaal thuis werd het stil. Joline zat achter haar laptop aan de keukenbar, ik zat achter mijn grote scherm in de studeerkamer. En af en toe een detailschets uit te werken op mijn tekenbord. Sommige dingen kun je nog steeds beter uit het handje doen dan in een tekenprogramma… Af en toe naar Gorinchem appen, twee telefoontjes er tussendoor…
Om elf uur tikte Joline op mijn rug. “Omkleden Kees. Over twintig minuten tenue-inspectie.” Ik sloot de computer af. Omkleden in DT, schoenen nog even wat liefde en schoenpoets geven… Ik was in ieder geval tevreden met mijn spiegelbeeld, Joline even later met het origineel ook. Keurig op tijd zaten we in de auto, en eveneens keurig op tijd arriveerden we in Utrecht. Parkeren kon op het parkeerterrein van het station Galgenwaard, tegenover de kazerne. Kostte wel een fortuin trouwens, maar goed…
Een fatsoenlijk cadeau had ik niet kunnen bemachtigen, dus kreeg Greet een envelop met een A-4tje er in. ‘Voor een cadeau van je lastigste leerling moet je nog even geduld hebben.’ Geen handtekening of naam; ze zou het wel begrijpen. Ik wilde persé iets moois voor haar kopen. En niet de (bijna standaard) fles wijn. Nee, het moest inderdaad een ouwe partituur zijn of een model van een orgel.
We liepen naar de wacht. Met mijn smartcard kon ik de kazerne wel op, maar Joline natuurlijk niet, dus zij moest ingeschreven worden als ‘bezoeker’. Toen dat geregeld was konden we beiden door het tourniquet de kazerne op. Het was lunchtijd, dus het was redelijk druk tussen de eetzaal en de diverse kantoorgebouwen. Joline keek rond. “En dit is een kazerne? Saaie boel. Het zou zomaar een willekeurig bedrijventerrein kunnen zijn.”
Ik knikte. “Dit is het hoofdkwartier van CLAS, het Commando Landstrijdkrachten. Plus nog wat organisaties binnen Defensie. Destijds gebouwd door een of ander bouw-consortium en het wordt door Defensie gehuurd voor 25 jaar. Kort klauwen met geld. De stomste constructie die ze ooit bedacht hebben.” “Wat een… Nou ja, laat maar, anders lig ik me weer op te drukken. En daar heb ik hier geen zin in. Zeker niet in dit jurkje.”
Ze had een fleurig, geel jurkje aan met een zwarte ceintuur om haar mooie smalle middel. Zwarte pumps, een naturel panty en haar haren in een prachtige lange vlecht gebonden. Ik boog me naar haar toe en fluisterde: “De nu nog wachtmeester zal jouw tenue wel op prijs stellen, schatje. Je ziet er uit om op te vreten…” Twee boze blauwe ogen keken me aan en even zacht, maar zeer nadrukkelijk kwam het antwoord: “Zit je me nu te waarschuwen dat ik hier ook al voor de dames op moet passen, majoor?” Ik knipoogde en Joline snoof.
We liepen door naar achter op de kazerne, daar hoorden we al wat flarden muziek. De bevordering zou wel op de appélplaats tussen de laatste twee gebouwen plaatsvinden. En jawel: toen we voorbij gebouw K8 liepen, zag ik al wat bekenden van de fanfare, druk bezig met hun instrumenten. Klaas liep er ook rond.
“Goedemiddag Klaas!” Hij keek om. “Hé, Kees! En echtgenote! Welkom op de Kromhout. Leuk dat jullie hierbij kunnen zijn.” “Tja… Greet was ook op mijn bevordering, dus ben ik op de hare, zo simpel werkt dat.” Klaas knikte. “Ja, en het is niet ‘zomaar’ een bevordering: je weet dat Greet een rang overslaat? Ze wordt straks Opperwachtmeester.” Ik knikte. “Weet ik. En dat verdient ze ook.” Hij werd door een van de andere musici weggeroepen. Ik mengde me onder de musici en we maakten even wat geintjes.
Een van de trompettisten keek naar Joline. “Ah, daar is die dame die me in de St. Jan niet wilde zoenen en jou wel, Kees… Mevrouw Jonkman… bent u al van gedachten veranderd?” Joline keek het aan en zei droogjes: “In de St. Jan was het wat schemerig. Nu in je in klaar daglicht zie: nee, ik ben nog steeds niet van gedachten veranderd.” De vraagsteller werd uitgelachen door de anderen.
“Zo Paul… De waarheid moet gezegd worden! Die heb je te pakken…” Joline liep naar hem toe. “Sorry. Dat flapte er in één keer uit. Niet zo aardig van me. Zoenen krijg je niet, maar een knuffel…” Ze sloeg even haar armen om de trompettist heen, liet hem toen weer los en vroeg liefjes: “Vriendjes?”
Hij keek langs haar heen naar mij. “Ik weet het niet zo zeker, mevrouw Jonkman. Krijg ik dan geen gillende ruzie met die majoor die daar staat?” Ik gniffelde. “Ik ben niet de eigenaar van mevrouw Jonkman, hoor Paul. Ze kan prima zélf beslissen of iemand een ‘vriendje’ is of niet. En voor de duidelijkheid: ‘vriendjes’ worden niet geslagen. ‘Niet vriendjes’ echter…” Joline lachte liefjes.
“Dan hoop ik dat ik tot de eerste categorie behoor, mevrouw Jonkman”, klonk het plotseling achter ons. We draaiden ons om en keken in het gezicht van de commandant van het OOCL, die brigadegeneraal die me in de St. Jan op m’n nummer wilde geven. “Goedemiddag mevrouw, goedemiddag majoor.” Ik ging in de houding staan. “Middag, generaal.” “Plaats rust, majoor. Wat brengt u beiden hier?” Ik wees. “De bevordering van wachtmeester Zwart tot opperwachtmeester Zwart, generaal. Zij is nu ruim een jaar mijn bugeldocente en tevens een hele goede vriendin van ons samen. En ze was op mijn bevordering van sergeant b.d. tot reserve-majoor, dus…”
Hij knikte. “Ja, daar heb ik iets over vernomen. Van inderdaad de IGK. Een paar verhalen uit Afghanistan. Nu kan ik ook je gevechts-insigne op waarde schatten.” Ik fronste. “Hoezo, generaal?” “Er waren collega’s die in de Ops zaten in Afghanistan en die meenden óók recht te hebben op het Gevechtsinsigne. Met als reden: ‘Maar wij hebben het gevecht geleid!’ Terwijl ze veilig op Kamp Holland in de Opsroom zaten, bij wijze van spreken met een kop koffie voor hun neus, 40 kilometer van de gevechtsactie verwijderd. Dat soort ‘gevechtsinsignes’ probeer ik uit alle macht te voorkomen. Jij was ter plekke, heb ik gelezen.”
“Gelezen?”
Hij knikte. “Ik heb alle gevechtsverslagen uit Afghanistan gelezen. En ik gebruik ze wel eens tijdens mijn battlefieldtours. Jouw actie bij die brug gebruik ik als lichtend voorbeeld voor ‘smoel op het terrein’.” Hij keek naar Joline. “Pardon mevrouw. Militaire term voor: inzicht hebben in de mogelijkheden die de omgeving je biedt.”
Joline trok wat met haar gezicht; ze moest moeite doen om haar lachen in te houden. “Ik heb in de anderhalf jaar dat ik deze knappe vent ken, aardig wat militaire termen geleerd, generaal. Redelijk nette, zoals degene die u net gebruikte, maar ook nogal wat enge militaire ziekten en verwondingen, militaire verbasteringen van vloeken en andere onparlementaire taal.” Hij keek mij aan. “Da’s niet zo netjes voor een hoofdofficier, majoor.” “Dat klopt, generaal.” Ik keek hem recht aan. “Het meeste heeft mijn echtgenote geleerd in de tijd dat ik sergeant b.d. was.” Naast me hoorde ik een proest. “Je bent een enorme leugenaar, Kees Jonkman.” De generaal grinnikte. “Volgens mij hebben jullie straks iets te evalueren, majoor. Ik ga even verder; ik zie jullie straks wel bij de bevordering.”
Hij liep door, gebouw K9 in. “Nou, tot zover de reputatie van de reservemajoor Kees Jonkman… Dank je wel, schat.” Joline snoof. “Als hij de verslagen van jouw acties heeft gelezen, kan die reputatie van jou wel een stootje velen, Kees… O, kijk, daar is onze nu nog wachtmeester met haar schatje!” Greet kwam een hoek om, Anita naast zich. Greet keurig in haar DT, bugelkoffer bij zich, Anita in een mooie jurk en voor het eerst dat ik haar zag ook op hoge hakken. Stond haar goed! Ze zagen ons en zwaaiden.
“Hoi Jolien, dag Kees! Leuk dat jullie hier zijn!” Ik keek Anita aan. “Mevrouw, mag ik u mededelen dat u er uiterst fraai uitziet?” Ze knikte. “Dat mag u, majoor.” “Mevrouw, u ziet er bijzonder fraai en elegant uit.” Ze knipoogde. “Dat vond mijn liefje ook, toen ze me aan de poort ophaalde. Speciaal voor de gelegenheid een mooie jurk gekocht. Het kan er nu wel af, zullen we maar zeggen…”
We schoten in de lach en Greet mopperde: “Hé tut! Die jurk gaat van je eigen salaris af, hoor! Ben jij belazerd…” Ze wees naar de fanfare. “Ik moet daarheen, Kees. Nog even stemmen; om 13:00 is er appél.” Ik knikte. Langzaam maar zeker kwamen er wat meer militairen bij. Een adjudant van de fanfare wees ons onze plaats: de ‘niet ingedeelden’. Hij legde de plechtigheid kort uit. In feite net als bij mijn bevordering: appél, uittreden van Greet en een soldaat der eerste klasse die tot korporaal werd bevorderd, het voorlezen van de akten van bevordering, het nat maken en wisselen van de rangonderscheidingstekens. Daarna zou de fanfare de “Boreelmars” spelen. Daarna het afmelden, einde plechtigheid, gevolgd door een drankje in een bar achter gebouw K9.
“Oh ja en nog even dit: de commandant van het OOCL is er ook bij. Maar die komt niet ‘officieel’, dus er zijn geen ereroffels; hij staat gewoon bij de niet-ingedeelden.” Oké, dat pleitte dan wel weer voor die generaal: geen kouwe drukte als het niet nodig is… Klaas kwam naar me toe. “Kees… Ken jij de Boreelmars?” Ik knikte en neuriede even. “We zijn huzaaaren, huzaaaren. Huzaren van Boreel….” Klaas knikte. “Die ja.” “Ik heb ‘m redelijk vaak gehoord, Klaas. Hoezo?”
Hij wees op Greet. “Onze opperwachtmeester in spé staat niet bij de kapel als we die mars spelen. Zou jij… Met haar bugel?” Ik zuchtte. “Ja hoor, het is weer eens zover. Kees Jonkman, voor al uw muzikale problemen… Klaas, prima, maar… alleen als Greet het goed vindt dat ik op haar bugel speel. Ze is er vreselijk zuinig op, dat weet ik.” Hij knikte. “Ik heb het al stiekem met haar overlegd en ze vond het goed. Dus: als Greet en Henry hun biertjes naar binnen klokken, loop jij naar de kapel en neemt de plaats van Greet in.” Hij tikte op mijn kraagemblemen. “Met je infanterie-voorkomen.” “Nou dan is er ten minste nog iemand die fatsoenlijke muziek uit z’n instrument kan persen, Klaas…” Hij keek even boos. “Greet heeft gelijk. Je bent een lompe Infanterist. Als je ook maar één noot verkeerd blaast, krijg je weer zo’n pantserdoorborende blik van me. Majoor of niet, potdomme.”
“Krijg je nou wéér op je sodemieter, Kees?” Achter me, een bekende stem en Joline en ik draaiden ons om: daar stond Derk Zondervan. “Derk! Jij ook hier? Mooi man!” We gaven hem een hand en hij wees op gebouw K9. “Hé, dit is mijn thuisbasis, hoor. En hoorde van mijn zusje dat haar lief werd bevorderd, dus…” “Ah, natuurlijk. Stom dat ik daar niet aan gedacht heb.” Derk gaf Joline een hand. “Leuk dat je er ook bij bent, Joline. Ze knikte. “De reden vertellen we straks wel, Derk…” Klaas liep naar zijn plaats voor de fanfare. “Fanfare! Geeft… acht!” Voor de groep niet-ingedeelden stond een adjudant. “Willen de burger-genodigden zich opstellen aan de linkerzijkant? Dank u wel. U hoeft niet mee te doen met de exercitie, maar gaarne wel op uw plaats te blijven. Er worden foto’s gemaakt door onze eigen fotograaf, dus geen zorgen daar over.”
Er waren vier burgers: Anita, Joline en een echtpaar; waarschijnlijk de ouders van de soldaat die ook bevorderd zou worden. De groep niet-ingedeelden bestond uit een stuk of 20 militairen, inclusief de commandant van het OOCL. De adjudant nam de houding aan. “Afdeling! Geeft… acht!”
De commandant OG-CLAS, de directe chef van Klaas, de overste die ik in Den Bosch ook al gezien had, liep met zijn personeelsfunctionaris naar het midden. “Rapport!” Klaas zei: “Fanfare der bereden wapenen compleet, overste.” De adjudant voor onze groep zei: “Niet ingedeelden en gasten present, overste.” Die knikte. “Dank u wel. Het geheel… Op de plaats… rust.”
Hij zweeg even en zei toen: Luitenant Spoel. Wilt u de wachtmeester Zwart en de soldaat der eerste klasse Derks uit laten treden?” Klaas knikte, maakte rechtsomkeert en zei: “Wachtmeester Zwart, soldaat Derks: uittreden en melden bij commandant OG-CLAS.” Ze liepen netjes synchroon naar voren en meldden zich. “Wilt u beiden rechtsomkeert maken en de houding aannemen?”
Toen vroeg hij de personeelsfunctionaris de akten van bevordering voor te lezen.
Ik keek naar Greet. Die oogde een beetje nerveus. Niet zo gek; ik wist hoe het voelde. De akten werden voorgelezen en één van de leden van de fanfare kwam aan met twee glazen met de rangonderscheidingstekens er in. Uit zijn zakken haalde hij twee blikjes bier. Die werden geopend en de gele vloeistof verdween in de glazen. “Opper, korporaal: in één keer naar binnen met dat bier! Ik wil geen restjes zien!” De focus lag op Greet en haar collega; ik deed een stap naar achteren en liep rustig richting fanfare. De buurman van Greet gaf me haar bugel. Ik testte de ventielen: prima, die liepen soepel. De muziek zat al op de standaard: oké, de bugel en trompetten hadden de sopraanpartij, dat is makkelijk… Ondertussen hadden beide bevorderden hun glas leeg en werden de rangonderscheidingstekens gewisseld.
Eerst bij de kersverse korporaal: de overste werd geassisteerd door de vader van de bevorderde. Leuk! Bij Greet knikte de overste naar de niet-ingedeelden; de generaal liep naar voren. Beide heren schoven de wachtmeesters-strepen van Greet haar schouders en gooiden die op de grond. “Die heb je niet meer nodig, opper.” De natte dubbele strepen kwamen op Greet’s schouders, gevolgd door een ferme klap van beide heren.
“Kapelmeester: Boreelmars!” “Fanfare… Geeft… acht!” Hij hief zijn dirigeerstok, de 'baton', en even later dreunde de ‘Boreelmars’ tussen de gebouwen. Greet’s bugel speelde als de mijne: lekker soepel. Toen de laatste maat geklonken had zei de overste: “Afmelden.” We werden weer in de houding gezet; Klaas meldde de fanfare af en de adjudant de niet-ingedeelden. Toen liep de overste, met zijn personeelsfunctionaris en de bevorderden naar binnen.
Klaas zei zachtjes: “OOCL-mars!” Ik keek even in de muziek van Greet: Nee, daar had ze geen partituur van. Ach, verrek ook maar… In de St. Jan hadden we die ook gespeeld, ik kende het stuk nog wel. Klaas hief zijn baton en we zetten in. Uit het hoofd spelend kon ik me lekker uitleven! De niet-ingedeelden liepen langzaam maar zeker ook naar binnen; Joline, Anita en Derk bleven staan luisteren. En achter hen ook de generaal, met een glimlach op zijn gezicht.
Toen de mars ten einde was zei hij nogal duidelijk: “Mooi dat ‘mijn’ mars hier in Utrecht ook te horen is, luitenant!” Klaas knikte. “We moeten die lui van Staf CLAS toch een beetje opvoeden, generaal?” Die schoot in de lach. “Ik ga maar eens een opperwachtmeester en een korporaal feliciteren, denk ik.” Hij verdween. “Lekker geblazen, schatje?” Joline keek me lief aan en ik knikte. “Ja. Die bugel van Greet speelt net als de mijne. Heerlijk licht.” Een korte zoen volgde. “Dat was te zien, lompe Infanteriemajoor. Je had die blik weer in je ogen. En dat tweede stuk uit je hoofd… Knáp.” “De OOCL-mars hebben we in Den Bosch ook gespeeld, schat. Kende ik nog wel. Genoeg op geoefend. Kom, ik wil die kersverse opperwachtmeester een dikke zoen geven. En haar bugel.”
We liepen naar binnen, een grote hal door, aan de andere kant het gebouw weer uit, een oude brug over. Een bordje erbij: 'Brug met de twaalf gaten'. Een barretje, annex eetzaaltje in. Korporaal Derks en Greet stonden naast elkaar de felicitaties in ontvangst te nemen. We sloten aan achter Anita en Derk Zondervan. Anita knuffelde Greet en we hoorden: “Proficiat, schat. Je hebt ze verdiend, die strepen.” Derk gaf zijn aanstaande schoonzus drie zoenen op haar wang. “Dit is de eerste keer dat ik een opperwachtmeester zoen, Greet. Gefeliciteerd, lieve schoonzus.” Greet keek hem lief aan. “Dank je wel Derk.” Toen was Joline aan de beurt. “Je hebt dit meer dan verdiend, Greet. Met al je studies en je inzet voor de Fanfare. En daarom krijg je dit cadeau van ons. Thuis pas openmaken.” Ze gaf haar de envelop. Ik gaf Greet een knuffel. “Hé Opper… Proficiat. Ik sluit me geheel aan bij de woorden van Joline. Verdiend.”
Ze lachte. “Dank je wel, lomperd. En je hebt mooi gespeeld. Mag ik nu mijn bugel terug?” Ik keek verschrikt. “Oh ja, bijna vergeten…” Ik gaf haar de koffer met het instrument en ze keek me streng aan. “Pas jij een beetje op?” Ik knipoogde. “Zeker, opper.” We maakten plaats voor leden van de fanfare en schoven op naar de kersverse korporaal. “Gefeliciteerd, Henry. Met je nieuwe rang, maar ik hoorde dat je nu ook een vaste aanstelling had?” Hij knikte. “Ja. En daar ben ik enorm blij mee, majoor.” “Henry… De rest van de fanfare noemt mij Kees, hoor. Nou ja, de nieuwe Opper, waarvan de strepen nog nat zijn, noemt me soms ook wel eens anders, als ik er met de pet naar gooi tijdens haar lessen, maar zij is een gevalletje apart.”
“Die hoorde ik, lompe Infanterie-eikel!” Greet keek boos opzij en ik wees. “Nou, dat bedoel ik dus…” Hij lachte. “Ik ken Greet ondertussen een beetje, Kees. Dank je wel.” We schoven weer door en namen een drankje. Na de felicitaties volgden een paar korte toespraakjes, daarna een dankwoord van Greet, ook mede namens Henry.
Daarna nam Anita mij even apart. “Mag ik even op je hoofd kijken, Kees? Ga maar even zitten.” Die inspectie duurde ongeveer vijf seconden. “Ziet er goed uit, Kees. Geen last gehad tijdens het spelen?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. In feite niet eens bij nagedacht, Anita.” Ze knikte. “Mooi. En jullie waren naar de huisarts geweest? Wat zei die?” “Allereerst zijn complimenten over jouw pleisterwerk. Dat moest ik doorgeven. Ten tweede: nog even wachten met autorijden, mountainbiken of hardlopen. Bewegingen waarbij je hoofd opdoffers kan krijgen. En goed naar m’n lichaam luisteren.”
Ze knikte. “Prima. Kan ik het alleen maar mee eens zijn. Ook kalm aan met die bugel van je. Ik zag je gezicht tijdens het spelen net; je moest best wel druk zetten. Tot begin volgende week: niet doen. Tijdens de les bij Greet donderdag ook kalm aan. Een paar rustige stukken spelen: oké, maar niet meteen de Triomfmars uit Aïda er uit persen.” “Zeker zuster. Ik hoop dat uw geliefde het daar ook mee eens is.”
“Ze luistert maar een keertje naar me. Ik vertel het haar ook nog wel, Kees.”
Ze liep weg en mengde zich tussen de leden van de fanfare. Daar bleek ze ook nogal bekend te zijn, want ze werd meteen in de groep opgenomen. “Je hebt weer goed gespeeld, majoor”, klonk achter me. Ik keek om: de generaal. Met een biertje in de hand. “Merci, generaal.” Hij lachte een beetje. “Ik heb je in de St. Jan uitgenodigd om eens in Apeldoorn op bezoek te komen, majoor. In feite hoeft dat niet meer. Ik ben aardig op de hoogte van je doen en laten, zowel ik Bosnië als Afghanistan. En in Afghanistan ook van de acties van jouw groep. En ik kan niet anders zeggen dan: mijn complimenten. Je hebt daar heel terecht je sergeantsstrepen verdiend. En je gevechtsinsigne. En in Bosnië je rode Erekoord. Ik ben blij dat je weer terug bent bij de Landmacht, majoor. En al helemaal bij het OOCL.”
“Merci, generaal.”
Hij grinnikte. “Ik zal maar niet zeggen welke woorden de IGK gebruikte toen hij het had over jouw incidentje met dat vrouwelijke kamerlid van de SP. Laat ik het maar zo samenvatten: de IGK verloochende zijn Genie-achtergrond niet.” Ik schoot in de lach. “Veel ‘Sodeju’ zeker?” “Ja, zoiets, vermengd met nog wat andere onparlementaire taal.”
Ik knikte. “Ik heb na dat incident nogal ongezouten van hem op m’n flikker gekregen. Samen met mijn plaatsvervanger, de nu óók majoor Fred van Laar. Met de toenmalige BLS erbij, die ook manmoedige pogingen deed om boos te kijken.” “Ja… van Laar… Ook zo’n apart figuur. Jouw bud, begreep ik?”
Joline brak in. “Ja. Als je de één tegen je hebt, krijg je de ander er gratis en voor niks bij, generaal. Toen, in Afghanistan al, nu nog steeds. Wij zijn samen getrouwd: Fred en zijn vrouw Wilma en wij. Zelfde dag, zelfde uur, drie minuten na elkaar. Zelfde gemeentehuis, receptie en feest…”
Ze keek even ondeugend en zei toen zachtjes: “We hebben echter wel twee bruidssuites gebruikt. Er zijn grenzen.” Een brede lach volgde. “Goed om te weten. Majoor, als jullie een oproep krijgen om weer eens in Apeldoorn te verschijnen: laat het me zo snel mogelijk weten. Ik ga dan tijd vrij maken om een uurtje met jullie te kletsen. En of dat ’s avonds is: dat boeit niet. Ik geef battlefield-tours en lezingen. En ik heb gemerkt dat de belevenissen van de mensen die daadwerkelijk in gevecht waren een meerwaarde zijn voor de verhalen. Graag wil ik van jullie wat verhalen horen. En wellicht jullie tijdens zo’n lezing naar voren schuiven, dan mag je zelf je verhaal doen.”
Ik keek twijfelend. “Dat bezoek: prima generaal. Lijkt me leuk, zeker samen met Fred. Die lezingen… daar moeten we over denken. Sommige dingen zitten nogal diep en zijn emotioneel.” “Juist daarom, majoor. Dát maakt het juist waardevol.” Ik aarzelde nog. “Het heeft weinig meerwaarde als ik voor een zaaltje sta te grienen, generaal.” “Ik laat het aan jullie over, majoor. Kom in ieder geval in Apeldoorn langs. Ik heb goeie koffie.” “Oké, dat zijn mooie argumenten. Dank u wel.”
Hij gaf Joline een hand. “Mevrouw, fijn om u weer te spreken zónder op m’n donder te krijgen met de uitspraak: ‘en het is geen juffrouw, maar mevrouw. Mevrouw Jonkman.’ U keek nogal doordringend toen u dat zei in de St. Jan.”
Joline lachte weer eens haar ‘lieve lachje’. “Die doordringende blik gebruik ik ook wel eens voor deze majoor, Generaal. Helpt meestal goed. Maar dank u wel. Ook voor de uitnodiging aan Kees en Fred.”
Ik kreeg een klap op m’n schouder. “Tot ziens… Kees.”
Hij verdween naar buiten. “Nou… zomaar een uitnodiging voor een goeie bak koffie in Apeldoorn, schat.” Ze keek me aan. “En die ga je aannemen, Kees. Waarom, dat vertel ik op de terugweg wel. We nemen nu afscheid; ten slotte zouden we nog wat gaan werken, nietwaar?” Een kwartier later reden we weer op de A2 richting Veldhoven. Joline reed, het verkeersbeeld was rustig, dus we kletsten even over de bevordering.
Tot ik op een gegeven moment vroeg: “En waarom wil jij dat ik bij die generaal op audiëntie ga, Joline?” Ze wachtte even met haar antwoord, en toen hoorde ik: “Niet zozeer dat bezoek in Apeldoorn, Kees… Dat is leuk, denk ik. Maar het zou goed zijn om voor een willekeurig publiek jouw verhalen te vertellen. Geconfronteerd worden met jezelf, je angsten, je gevoelens, ook naderhand, die nachten die je niet kon slapen. Het hele spul weer eens op een rijtje zetten. En ja, dat heb je voor mij gedaan, maar vaak badinerend. Grote emoties klein gemaakt, een geintje er tussen door makend. Tóch stiekem je imago als ‘de stoere Kees Jonkman’ in stand houdend.
Ik denk dat het goed is als je eens écht vertelt wat er door je heen ging op bepaalde momenten, Kees. Dat heb je bij mij nog maar één keer gedaan, toen je vertelde over dat Afghaanse jochie met zijn Russische baret. Toen zat je helemaal stuk, Kees.
Die anderen, die oorlogsmisdadigers in Bosnië… Daar was je emotioneel veel minder bij betrokken. Zelfs niet bij die vent die je met je pistool neerschoot. Maar dat jochie zit je soms nog dwars.”
Het was een tijdje stil in de auto en in gedachten ging ik terug naar Afghanistan, die ochtend na die ‘watch overnight’, toen we de gesneuvelden van de overval op ons met zand hadden bedekt. Begraven kon je het niet noemen. Ik had de baret van het jochie onder zijn hoofd gelegd, als een soort kussentje. ‘Slaap nu maar zacht, knul’, had ik nog gedacht, met tranen in m’n ogen. En die tranen kwamen nu weer; ik zag de weg alleen nog maar vaag.
“Verdomme Jolien… Waarom weet jij telkens de vinger op de zere plek te leggen? En heb je een zakdoek voor me?” Ze wees. “In mijn tasje.” Ik viste er een pakje papieren zakdoekjes uit, veegde mijn ogen af en snoot mijn neus. “Ik weet niet of dat zo’n goed idee is, Joline. Telkens als ik op moet draven bij zo’n lezing sta ik te snotteren. Slecht voor de planken vloer op zo’n zaaltje.”
Ze keek heel even opzij streng kijkend. “Nu doe je het weer, Kees. Wéér een flauw geintje er overheen.”
“Zelfbescherming, schat. Relativeren. Coping-strategie.”
Ze schudde haar hoofd. “Nee. Je vlucht in flauwe humor. Om jezelf maar niet aan te hoeven kijken en niet verder te hoeven denken. En wij gaan zo dadelijk even praten. Op een parkeerplaats.” Vlak voor Beesd nam ze de afrit naar parkeerplaats ‘De Lingehorst’ en zette de auto stil.
“Kees… Diep in je hart heb je nog steeds wroeging dat je dat knulletje gedood hebt.”
Ik haalde diep adem. “Ja, natuurlijk. Het was verdomme een kind, Joline. Hier in Nederland zou hij in de brugklas, misschien in de 2e klas van de middelbare school hebben gezeten. Uiterlijk branie, in zijn hart terugverlangend naar zijn veilige en vertrouwde basisschool. Na zijn huiswerk naar buiten gaan om te spelen, een stukje te fietsen, misschien onopvallend te kijken naar dat leuke meisje uit de buurt, maar véél te verlegen om haar aan te spreken… Een onzekere puber.
En die wordt met een salvo van Kees Jonkman uit Amersfoort in één keer uit het leven gerukt. Vind je het gek dat dit soms aan me vreet?”
Een zachte hand streelde mijn gezicht. “Nee, dat vind ik niet gek. Het zou uiterst kwalijk zijn als het je niets had gedaan, jongen.”
Ik keek haar verwonderd aan. Dit was de eerste keer dat ze mij met ‘jongen’ aansprak.
Ze ging verder. “Maar bedenk ook even onder welke omstandigheden jij daar bezig was. Ik heb een deel van het verhaal ook van Fred gehoord, dus ik zal proberen het objectief te brengen. Jouw groep lag daar compleet geïsoleerd in die heuvels. Jij had het commando; je kon niet terugvallen op je pelotonscommandant of je pelotonssergeant. Jullie waren helemaal alleen. De rest van het peloton zat aan de andere kant van een heuvel, ruim een kilometer weg. Konden niet steunen. En dan komt er een groep van zo’n 20 tot 30 man op je af, in de hoop die vervloekte heidenen te kunnen doden. Ze hadden jullie ook met rust kunnen laten, maar daar kozen ze blijkbaar niet voor. En in dat… peloton? Is dat de juiste term?” Ik knikte.
“Goed. In dat peloton loopt dat jochie mee. Gewapend. Oók vervuld met de hoop om een van jullie om zeep te helpen. Bedenk goed: op die leeftijd worden de jongens daar al als ‘volwassen’ gezien. En die stormt met zijn maten op jullie af. Schietend. Hoeveel kogels zitten er in een magazijn van zo’n Russisch geweer, Kees?” “De AK-47? Een stuk of 30, geloof ik.” “Precies. En waarschijnlijk had hij meerdere magazijnen bij zich. Gevuld met munitie om jullie te doden… Denk je dat hij geaarzeld zou hebben om een kogel door je kop te jagen, Kees?”
Ik haalde mijn schouders op. “Ik denk het niet… Zeker als een van z’n maten erbij zou staan.”
De stem van Joline klonk nu snijdend. “Precies. Dan had jij nu hier niet gezeten. En je groep was ook gesneuveld, als jullie hadden geaarzeld. Had je dat liever gewild, Kees?” Het was nu doodstil in de auto en na een paar minuten schudde ik mijn hoofd.
“Nee. Mijn kerels… Daar was ik verantwoordelijk voor. Ik zou het mezelf nooit hebben vergeven als één van hen in een lijkkist terug naar Nederland moest. Ik had al moeite genoeg met de dood van Peter. Eén van mijn kerels… Ik moet er niet aan denken.”
“Precies. Jij was de commandant. Jij moest de beslissingen nemen. En dat heb je uitstekend gedaan, hoorde ik van Fred. Hij mopperde tijdens het vertellen behoorlijk op jou.
Dat je de groep die bewuste avond helemaal rondom opstellingen had laten maken, zodat een aanval van welke richting dan ook afgeslagen kon worden.”
“Niks meer dan gewoon militair verstand. Iedereen zou dat doen.” Joline schudde haar hoofd. “Nee. Fred bekende dat hij tijdens dat werk redelijk stond te griepen met één van de anderen. Alsof jullie nog niet genoeg gebuffeld hadden die week. En toen jij hen midden in de nacht wakker maakte en in opstelling liet gaan…
Hij zei tegen me: ‘Jo, ik heb die avond en nacht behoorlijk wat lelijke dingen over die vent van je gedacht. En tegen een van de maten gezegd. Totdat we de Talibs onze kant uit zagen komen.
Toen zeiden we tegen elkaar: Verdomme… had Jonkman tóch gelijk. En drie minuten later waren we in gevecht. En dat gevecht hebben we gewonnen zonder zelf ook maar één schrammetje op te lopen. Waarom? Omdat Kees ons tot bloedens toe ligsleuven had laten graven en die klotestenen had laten stapelen. Zodat wij achter een dekking lagen, redelijk beschermd, nauwelijks te onderscheiden van die stenen en zij door het open terrein moesten rennen, vanaf honderd meter compleet blootgesteld aan ons vuur…’ Dát heeft Fred allemaal aan mij verteld, Kees.” Ze keek me recht aan, haar blauwe ogen in de mijne.
“Je hebt er toen wéér voor gezorgd dat jouw groep ongehavend uit dat gevecht kwam.” Toen glimlachte ze even. “Nou ja, op één na dan; die knul die je een dreun had gegeven. Maar die is nu luitenant. Heeft jou als lichtend voorbeeld, net als sergeant Loermans joúw voorbeeld was.”
Een tijdje was het stil in de auto, toen zei Joline zachtjes:
“En daarom moet je maar eens met die generaal gaan praten. En als hij jou mee wil hebben tijdens zo’n lezing, vraag dan meteen of hij Fred meeneemt. Dan kan dié het verhaal vertellen vanuit zijn standpunt. Inclusief zijn vloeken en gemopper tegen jou. Wie weet steekt men er iets van op.”
Ik moest lachen. “Ja, zeer zeker die vloeken van Fred. Heel leerzaam, Jolien.” Ik keek haar aan. “Mag ik hier over denken, schat? Ik ben er nog niet uit. Maar dank je wel voor dit onderonsje.”
Ze boog zich naar me toe. “Daarom zijn we getrouwd, Kees. Om elkaar te helpen als het nodig is. Of dat nu met een zielenknijpsessie is zoals nu, of als er een of andere vrouw jou met een eind hout op je kop mept: ik ben er voor je. En jij bent er voor mij als het nodig is. Dat weet ik zeker.”
Een lange zoen volgde, tot een automobilist in een Skoda Fabia achter ons een dreun op zijn claxon gaf. “Er wordt er volgens mij eentje jaloers, Joline.” Ze haalde haar schouders op. “Dat zal mevrouw van Wijngaarden wel zijn. Laat dat mens door haar balkon zakken…”
Ze zette de zoen voort. Wéér een dreun op de claxon. “Stap jij uit of doe ik het?”
Ik deed mijn deur al open en liep naar de auto achter ons. Ik kwam er niet eens aan toe om de bestuurder aan te spreken; de motor startte en met gillende banden reed de wagen weg, een jong ventje achter het stuur. Ik stapte weer in de Volvo. “Meneer vond het niet de moeite waard om zijn claxonneren te verklaren, schat.”
Joline giechelde. “Nee, dat snap ik. Ik zou ook schrikken als er plotseling een levensgrote majoor uit de auto voor me stapte om me de les te lezen.”
Ik keek en verrek ja: ik had mijn uniform aan. Weliswaar zonder jasje, maar wél met de balk en ster op mijn schouders.
“Die rijdt nu vér boven de maximaal toegestane snelheid om te voorkomen dat hij ingehaald en gestopt wordt door de inzittenden van een blauwe Volvo, Kees.” “Nou, als hij zo hard rijdt heeft het geen zin dat wij ook de snelheidslimiet overschrijden. Dus: met een bezadigd tempo van maximaal 100 kilometer per uur richting Veldhoven, schat.”
Ze startte de auto. “Zeker, majoor. Dan verwacht ik thuis wel een lekker bakje koffie van u, majoor. Dat staat in de kleine lettertjes, majoor.”
Rustig reed ze weg en drie kwartier later waren we thuis.
En tijdens die drie kwartier zat ik het geheel te overpeinzen. Van de weg en van het verkeer had ik niets gezien...
Om elf uur tikte Joline op mijn rug. “Omkleden Kees. Over twintig minuten tenue-inspectie.” Ik sloot de computer af. Omkleden in DT, schoenen nog even wat liefde en schoenpoets geven… Ik was in ieder geval tevreden met mijn spiegelbeeld, Joline even later met het origineel ook. Keurig op tijd zaten we in de auto, en eveneens keurig op tijd arriveerden we in Utrecht. Parkeren kon op het parkeerterrein van het station Galgenwaard, tegenover de kazerne. Kostte wel een fortuin trouwens, maar goed…
Een fatsoenlijk cadeau had ik niet kunnen bemachtigen, dus kreeg Greet een envelop met een A-4tje er in. ‘Voor een cadeau van je lastigste leerling moet je nog even geduld hebben.’ Geen handtekening of naam; ze zou het wel begrijpen. Ik wilde persé iets moois voor haar kopen. En niet de (bijna standaard) fles wijn. Nee, het moest inderdaad een ouwe partituur zijn of een model van een orgel.
We liepen naar de wacht. Met mijn smartcard kon ik de kazerne wel op, maar Joline natuurlijk niet, dus zij moest ingeschreven worden als ‘bezoeker’. Toen dat geregeld was konden we beiden door het tourniquet de kazerne op. Het was lunchtijd, dus het was redelijk druk tussen de eetzaal en de diverse kantoorgebouwen. Joline keek rond. “En dit is een kazerne? Saaie boel. Het zou zomaar een willekeurig bedrijventerrein kunnen zijn.”
Ik knikte. “Dit is het hoofdkwartier van CLAS, het Commando Landstrijdkrachten. Plus nog wat organisaties binnen Defensie. Destijds gebouwd door een of ander bouw-consortium en het wordt door Defensie gehuurd voor 25 jaar. Kort klauwen met geld. De stomste constructie die ze ooit bedacht hebben.” “Wat een… Nou ja, laat maar, anders lig ik me weer op te drukken. En daar heb ik hier geen zin in. Zeker niet in dit jurkje.”
Ze had een fleurig, geel jurkje aan met een zwarte ceintuur om haar mooie smalle middel. Zwarte pumps, een naturel panty en haar haren in een prachtige lange vlecht gebonden. Ik boog me naar haar toe en fluisterde: “De nu nog wachtmeester zal jouw tenue wel op prijs stellen, schatje. Je ziet er uit om op te vreten…” Twee boze blauwe ogen keken me aan en even zacht, maar zeer nadrukkelijk kwam het antwoord: “Zit je me nu te waarschuwen dat ik hier ook al voor de dames op moet passen, majoor?” Ik knipoogde en Joline snoof.
We liepen door naar achter op de kazerne, daar hoorden we al wat flarden muziek. De bevordering zou wel op de appélplaats tussen de laatste twee gebouwen plaatsvinden. En jawel: toen we voorbij gebouw K8 liepen, zag ik al wat bekenden van de fanfare, druk bezig met hun instrumenten. Klaas liep er ook rond.
“Goedemiddag Klaas!” Hij keek om. “Hé, Kees! En echtgenote! Welkom op de Kromhout. Leuk dat jullie hierbij kunnen zijn.” “Tja… Greet was ook op mijn bevordering, dus ben ik op de hare, zo simpel werkt dat.” Klaas knikte. “Ja, en het is niet ‘zomaar’ een bevordering: je weet dat Greet een rang overslaat? Ze wordt straks Opperwachtmeester.” Ik knikte. “Weet ik. En dat verdient ze ook.” Hij werd door een van de andere musici weggeroepen. Ik mengde me onder de musici en we maakten even wat geintjes.
Een van de trompettisten keek naar Joline. “Ah, daar is die dame die me in de St. Jan niet wilde zoenen en jou wel, Kees… Mevrouw Jonkman… bent u al van gedachten veranderd?” Joline keek het aan en zei droogjes: “In de St. Jan was het wat schemerig. Nu in je in klaar daglicht zie: nee, ik ben nog steeds niet van gedachten veranderd.” De vraagsteller werd uitgelachen door de anderen.
“Zo Paul… De waarheid moet gezegd worden! Die heb je te pakken…” Joline liep naar hem toe. “Sorry. Dat flapte er in één keer uit. Niet zo aardig van me. Zoenen krijg je niet, maar een knuffel…” Ze sloeg even haar armen om de trompettist heen, liet hem toen weer los en vroeg liefjes: “Vriendjes?”
Hij keek langs haar heen naar mij. “Ik weet het niet zo zeker, mevrouw Jonkman. Krijg ik dan geen gillende ruzie met die majoor die daar staat?” Ik gniffelde. “Ik ben niet de eigenaar van mevrouw Jonkman, hoor Paul. Ze kan prima zélf beslissen of iemand een ‘vriendje’ is of niet. En voor de duidelijkheid: ‘vriendjes’ worden niet geslagen. ‘Niet vriendjes’ echter…” Joline lachte liefjes.
“Dan hoop ik dat ik tot de eerste categorie behoor, mevrouw Jonkman”, klonk het plotseling achter ons. We draaiden ons om en keken in het gezicht van de commandant van het OOCL, die brigadegeneraal die me in de St. Jan op m’n nummer wilde geven. “Goedemiddag mevrouw, goedemiddag majoor.” Ik ging in de houding staan. “Middag, generaal.” “Plaats rust, majoor. Wat brengt u beiden hier?” Ik wees. “De bevordering van wachtmeester Zwart tot opperwachtmeester Zwart, generaal. Zij is nu ruim een jaar mijn bugeldocente en tevens een hele goede vriendin van ons samen. En ze was op mijn bevordering van sergeant b.d. tot reserve-majoor, dus…”
Hij knikte. “Ja, daar heb ik iets over vernomen. Van inderdaad de IGK. Een paar verhalen uit Afghanistan. Nu kan ik ook je gevechts-insigne op waarde schatten.” Ik fronste. “Hoezo, generaal?” “Er waren collega’s die in de Ops zaten in Afghanistan en die meenden óók recht te hebben op het Gevechtsinsigne. Met als reden: ‘Maar wij hebben het gevecht geleid!’ Terwijl ze veilig op Kamp Holland in de Opsroom zaten, bij wijze van spreken met een kop koffie voor hun neus, 40 kilometer van de gevechtsactie verwijderd. Dat soort ‘gevechtsinsignes’ probeer ik uit alle macht te voorkomen. Jij was ter plekke, heb ik gelezen.”
“Gelezen?”
Hij knikte. “Ik heb alle gevechtsverslagen uit Afghanistan gelezen. En ik gebruik ze wel eens tijdens mijn battlefieldtours. Jouw actie bij die brug gebruik ik als lichtend voorbeeld voor ‘smoel op het terrein’.” Hij keek naar Joline. “Pardon mevrouw. Militaire term voor: inzicht hebben in de mogelijkheden die de omgeving je biedt.”
Joline trok wat met haar gezicht; ze moest moeite doen om haar lachen in te houden. “Ik heb in de anderhalf jaar dat ik deze knappe vent ken, aardig wat militaire termen geleerd, generaal. Redelijk nette, zoals degene die u net gebruikte, maar ook nogal wat enge militaire ziekten en verwondingen, militaire verbasteringen van vloeken en andere onparlementaire taal.” Hij keek mij aan. “Da’s niet zo netjes voor een hoofdofficier, majoor.” “Dat klopt, generaal.” Ik keek hem recht aan. “Het meeste heeft mijn echtgenote geleerd in de tijd dat ik sergeant b.d. was.” Naast me hoorde ik een proest. “Je bent een enorme leugenaar, Kees Jonkman.” De generaal grinnikte. “Volgens mij hebben jullie straks iets te evalueren, majoor. Ik ga even verder; ik zie jullie straks wel bij de bevordering.”
Hij liep door, gebouw K9 in. “Nou, tot zover de reputatie van de reservemajoor Kees Jonkman… Dank je wel, schat.” Joline snoof. “Als hij de verslagen van jouw acties heeft gelezen, kan die reputatie van jou wel een stootje velen, Kees… O, kijk, daar is onze nu nog wachtmeester met haar schatje!” Greet kwam een hoek om, Anita naast zich. Greet keurig in haar DT, bugelkoffer bij zich, Anita in een mooie jurk en voor het eerst dat ik haar zag ook op hoge hakken. Stond haar goed! Ze zagen ons en zwaaiden.
“Hoi Jolien, dag Kees! Leuk dat jullie hier zijn!” Ik keek Anita aan. “Mevrouw, mag ik u mededelen dat u er uiterst fraai uitziet?” Ze knikte. “Dat mag u, majoor.” “Mevrouw, u ziet er bijzonder fraai en elegant uit.” Ze knipoogde. “Dat vond mijn liefje ook, toen ze me aan de poort ophaalde. Speciaal voor de gelegenheid een mooie jurk gekocht. Het kan er nu wel af, zullen we maar zeggen…”
We schoten in de lach en Greet mopperde: “Hé tut! Die jurk gaat van je eigen salaris af, hoor! Ben jij belazerd…” Ze wees naar de fanfare. “Ik moet daarheen, Kees. Nog even stemmen; om 13:00 is er appél.” Ik knikte. Langzaam maar zeker kwamen er wat meer militairen bij. Een adjudant van de fanfare wees ons onze plaats: de ‘niet ingedeelden’. Hij legde de plechtigheid kort uit. In feite net als bij mijn bevordering: appél, uittreden van Greet en een soldaat der eerste klasse die tot korporaal werd bevorderd, het voorlezen van de akten van bevordering, het nat maken en wisselen van de rangonderscheidingstekens. Daarna zou de fanfare de “Boreelmars” spelen. Daarna het afmelden, einde plechtigheid, gevolgd door een drankje in een bar achter gebouw K9.
“Oh ja en nog even dit: de commandant van het OOCL is er ook bij. Maar die komt niet ‘officieel’, dus er zijn geen ereroffels; hij staat gewoon bij de niet-ingedeelden.” Oké, dat pleitte dan wel weer voor die generaal: geen kouwe drukte als het niet nodig is… Klaas kwam naar me toe. “Kees… Ken jij de Boreelmars?” Ik knikte en neuriede even. “We zijn huzaaaren, huzaaaren. Huzaren van Boreel….” Klaas knikte. “Die ja.” “Ik heb ‘m redelijk vaak gehoord, Klaas. Hoezo?”
Hij wees op Greet. “Onze opperwachtmeester in spé staat niet bij de kapel als we die mars spelen. Zou jij… Met haar bugel?” Ik zuchtte. “Ja hoor, het is weer eens zover. Kees Jonkman, voor al uw muzikale problemen… Klaas, prima, maar… alleen als Greet het goed vindt dat ik op haar bugel speel. Ze is er vreselijk zuinig op, dat weet ik.” Hij knikte. “Ik heb het al stiekem met haar overlegd en ze vond het goed. Dus: als Greet en Henry hun biertjes naar binnen klokken, loop jij naar de kapel en neemt de plaats van Greet in.” Hij tikte op mijn kraagemblemen. “Met je infanterie-voorkomen.” “Nou dan is er ten minste nog iemand die fatsoenlijke muziek uit z’n instrument kan persen, Klaas…” Hij keek even boos. “Greet heeft gelijk. Je bent een lompe Infanterist. Als je ook maar één noot verkeerd blaast, krijg je weer zo’n pantserdoorborende blik van me. Majoor of niet, potdomme.”
“Krijg je nou wéér op je sodemieter, Kees?” Achter me, een bekende stem en Joline en ik draaiden ons om: daar stond Derk Zondervan. “Derk! Jij ook hier? Mooi man!” We gaven hem een hand en hij wees op gebouw K9. “Hé, dit is mijn thuisbasis, hoor. En hoorde van mijn zusje dat haar lief werd bevorderd, dus…” “Ah, natuurlijk. Stom dat ik daar niet aan gedacht heb.” Derk gaf Joline een hand. “Leuk dat je er ook bij bent, Joline. Ze knikte. “De reden vertellen we straks wel, Derk…” Klaas liep naar zijn plaats voor de fanfare. “Fanfare! Geeft… acht!” Voor de groep niet-ingedeelden stond een adjudant. “Willen de burger-genodigden zich opstellen aan de linkerzijkant? Dank u wel. U hoeft niet mee te doen met de exercitie, maar gaarne wel op uw plaats te blijven. Er worden foto’s gemaakt door onze eigen fotograaf, dus geen zorgen daar over.”
Er waren vier burgers: Anita, Joline en een echtpaar; waarschijnlijk de ouders van de soldaat die ook bevorderd zou worden. De groep niet-ingedeelden bestond uit een stuk of 20 militairen, inclusief de commandant van het OOCL. De adjudant nam de houding aan. “Afdeling! Geeft… acht!”
De commandant OG-CLAS, de directe chef van Klaas, de overste die ik in Den Bosch ook al gezien had, liep met zijn personeelsfunctionaris naar het midden. “Rapport!” Klaas zei: “Fanfare der bereden wapenen compleet, overste.” De adjudant voor onze groep zei: “Niet ingedeelden en gasten present, overste.” Die knikte. “Dank u wel. Het geheel… Op de plaats… rust.”
Hij zweeg even en zei toen: Luitenant Spoel. Wilt u de wachtmeester Zwart en de soldaat der eerste klasse Derks uit laten treden?” Klaas knikte, maakte rechtsomkeert en zei: “Wachtmeester Zwart, soldaat Derks: uittreden en melden bij commandant OG-CLAS.” Ze liepen netjes synchroon naar voren en meldden zich. “Wilt u beiden rechtsomkeert maken en de houding aannemen?”
Toen vroeg hij de personeelsfunctionaris de akten van bevordering voor te lezen.
Ik keek naar Greet. Die oogde een beetje nerveus. Niet zo gek; ik wist hoe het voelde. De akten werden voorgelezen en één van de leden van de fanfare kwam aan met twee glazen met de rangonderscheidingstekens er in. Uit zijn zakken haalde hij twee blikjes bier. Die werden geopend en de gele vloeistof verdween in de glazen. “Opper, korporaal: in één keer naar binnen met dat bier! Ik wil geen restjes zien!” De focus lag op Greet en haar collega; ik deed een stap naar achteren en liep rustig richting fanfare. De buurman van Greet gaf me haar bugel. Ik testte de ventielen: prima, die liepen soepel. De muziek zat al op de standaard: oké, de bugel en trompetten hadden de sopraanpartij, dat is makkelijk… Ondertussen hadden beide bevorderden hun glas leeg en werden de rangonderscheidingstekens gewisseld.
Eerst bij de kersverse korporaal: de overste werd geassisteerd door de vader van de bevorderde. Leuk! Bij Greet knikte de overste naar de niet-ingedeelden; de generaal liep naar voren. Beide heren schoven de wachtmeesters-strepen van Greet haar schouders en gooiden die op de grond. “Die heb je niet meer nodig, opper.” De natte dubbele strepen kwamen op Greet’s schouders, gevolgd door een ferme klap van beide heren.
“Kapelmeester: Boreelmars!” “Fanfare… Geeft… acht!” Hij hief zijn dirigeerstok, de 'baton', en even later dreunde de ‘Boreelmars’ tussen de gebouwen. Greet’s bugel speelde als de mijne: lekker soepel. Toen de laatste maat geklonken had zei de overste: “Afmelden.” We werden weer in de houding gezet; Klaas meldde de fanfare af en de adjudant de niet-ingedeelden. Toen liep de overste, met zijn personeelsfunctionaris en de bevorderden naar binnen.
Klaas zei zachtjes: “OOCL-mars!” Ik keek even in de muziek van Greet: Nee, daar had ze geen partituur van. Ach, verrek ook maar… In de St. Jan hadden we die ook gespeeld, ik kende het stuk nog wel. Klaas hief zijn baton en we zetten in. Uit het hoofd spelend kon ik me lekker uitleven! De niet-ingedeelden liepen langzaam maar zeker ook naar binnen; Joline, Anita en Derk bleven staan luisteren. En achter hen ook de generaal, met een glimlach op zijn gezicht.
Toen de mars ten einde was zei hij nogal duidelijk: “Mooi dat ‘mijn’ mars hier in Utrecht ook te horen is, luitenant!” Klaas knikte. “We moeten die lui van Staf CLAS toch een beetje opvoeden, generaal?” Die schoot in de lach. “Ik ga maar eens een opperwachtmeester en een korporaal feliciteren, denk ik.” Hij verdween. “Lekker geblazen, schatje?” Joline keek me lief aan en ik knikte. “Ja. Die bugel van Greet speelt net als de mijne. Heerlijk licht.” Een korte zoen volgde. “Dat was te zien, lompe Infanteriemajoor. Je had die blik weer in je ogen. En dat tweede stuk uit je hoofd… Knáp.” “De OOCL-mars hebben we in Den Bosch ook gespeeld, schat. Kende ik nog wel. Genoeg op geoefend. Kom, ik wil die kersverse opperwachtmeester een dikke zoen geven. En haar bugel.”
We liepen naar binnen, een grote hal door, aan de andere kant het gebouw weer uit, een oude brug over. Een bordje erbij: 'Brug met de twaalf gaten'. Een barretje, annex eetzaaltje in. Korporaal Derks en Greet stonden naast elkaar de felicitaties in ontvangst te nemen. We sloten aan achter Anita en Derk Zondervan. Anita knuffelde Greet en we hoorden: “Proficiat, schat. Je hebt ze verdiend, die strepen.” Derk gaf zijn aanstaande schoonzus drie zoenen op haar wang. “Dit is de eerste keer dat ik een opperwachtmeester zoen, Greet. Gefeliciteerd, lieve schoonzus.” Greet keek hem lief aan. “Dank je wel Derk.” Toen was Joline aan de beurt. “Je hebt dit meer dan verdiend, Greet. Met al je studies en je inzet voor de Fanfare. En daarom krijg je dit cadeau van ons. Thuis pas openmaken.” Ze gaf haar de envelop. Ik gaf Greet een knuffel. “Hé Opper… Proficiat. Ik sluit me geheel aan bij de woorden van Joline. Verdiend.”
Ze lachte. “Dank je wel, lomperd. En je hebt mooi gespeeld. Mag ik nu mijn bugel terug?” Ik keek verschrikt. “Oh ja, bijna vergeten…” Ik gaf haar de koffer met het instrument en ze keek me streng aan. “Pas jij een beetje op?” Ik knipoogde. “Zeker, opper.” We maakten plaats voor leden van de fanfare en schoven op naar de kersverse korporaal. “Gefeliciteerd, Henry. Met je nieuwe rang, maar ik hoorde dat je nu ook een vaste aanstelling had?” Hij knikte. “Ja. En daar ben ik enorm blij mee, majoor.” “Henry… De rest van de fanfare noemt mij Kees, hoor. Nou ja, de nieuwe Opper, waarvan de strepen nog nat zijn, noemt me soms ook wel eens anders, als ik er met de pet naar gooi tijdens haar lessen, maar zij is een gevalletje apart.”
“Die hoorde ik, lompe Infanterie-eikel!” Greet keek boos opzij en ik wees. “Nou, dat bedoel ik dus…” Hij lachte. “Ik ken Greet ondertussen een beetje, Kees. Dank je wel.” We schoven weer door en namen een drankje. Na de felicitaties volgden een paar korte toespraakjes, daarna een dankwoord van Greet, ook mede namens Henry.
Daarna nam Anita mij even apart. “Mag ik even op je hoofd kijken, Kees? Ga maar even zitten.” Die inspectie duurde ongeveer vijf seconden. “Ziet er goed uit, Kees. Geen last gehad tijdens het spelen?” Ik schudde mijn hoofd. “Nee. In feite niet eens bij nagedacht, Anita.” Ze knikte. “Mooi. En jullie waren naar de huisarts geweest? Wat zei die?” “Allereerst zijn complimenten over jouw pleisterwerk. Dat moest ik doorgeven. Ten tweede: nog even wachten met autorijden, mountainbiken of hardlopen. Bewegingen waarbij je hoofd opdoffers kan krijgen. En goed naar m’n lichaam luisteren.”
Ze knikte. “Prima. Kan ik het alleen maar mee eens zijn. Ook kalm aan met die bugel van je. Ik zag je gezicht tijdens het spelen net; je moest best wel druk zetten. Tot begin volgende week: niet doen. Tijdens de les bij Greet donderdag ook kalm aan. Een paar rustige stukken spelen: oké, maar niet meteen de Triomfmars uit Aïda er uit persen.” “Zeker zuster. Ik hoop dat uw geliefde het daar ook mee eens is.”
“Ze luistert maar een keertje naar me. Ik vertel het haar ook nog wel, Kees.”
Ze liep weg en mengde zich tussen de leden van de fanfare. Daar bleek ze ook nogal bekend te zijn, want ze werd meteen in de groep opgenomen. “Je hebt weer goed gespeeld, majoor”, klonk achter me. Ik keek om: de generaal. Met een biertje in de hand. “Merci, generaal.” Hij lachte een beetje. “Ik heb je in de St. Jan uitgenodigd om eens in Apeldoorn op bezoek te komen, majoor. In feite hoeft dat niet meer. Ik ben aardig op de hoogte van je doen en laten, zowel ik Bosnië als Afghanistan. En in Afghanistan ook van de acties van jouw groep. En ik kan niet anders zeggen dan: mijn complimenten. Je hebt daar heel terecht je sergeantsstrepen verdiend. En je gevechtsinsigne. En in Bosnië je rode Erekoord. Ik ben blij dat je weer terug bent bij de Landmacht, majoor. En al helemaal bij het OOCL.”
“Merci, generaal.”
Hij grinnikte. “Ik zal maar niet zeggen welke woorden de IGK gebruikte toen hij het had over jouw incidentje met dat vrouwelijke kamerlid van de SP. Laat ik het maar zo samenvatten: de IGK verloochende zijn Genie-achtergrond niet.” Ik schoot in de lach. “Veel ‘Sodeju’ zeker?” “Ja, zoiets, vermengd met nog wat andere onparlementaire taal.”
Ik knikte. “Ik heb na dat incident nogal ongezouten van hem op m’n flikker gekregen. Samen met mijn plaatsvervanger, de nu óók majoor Fred van Laar. Met de toenmalige BLS erbij, die ook manmoedige pogingen deed om boos te kijken.” “Ja… van Laar… Ook zo’n apart figuur. Jouw bud, begreep ik?”
Joline brak in. “Ja. Als je de één tegen je hebt, krijg je de ander er gratis en voor niks bij, generaal. Toen, in Afghanistan al, nu nog steeds. Wij zijn samen getrouwd: Fred en zijn vrouw Wilma en wij. Zelfde dag, zelfde uur, drie minuten na elkaar. Zelfde gemeentehuis, receptie en feest…”
Ze keek even ondeugend en zei toen zachtjes: “We hebben echter wel twee bruidssuites gebruikt. Er zijn grenzen.” Een brede lach volgde. “Goed om te weten. Majoor, als jullie een oproep krijgen om weer eens in Apeldoorn te verschijnen: laat het me zo snel mogelijk weten. Ik ga dan tijd vrij maken om een uurtje met jullie te kletsen. En of dat ’s avonds is: dat boeit niet. Ik geef battlefield-tours en lezingen. En ik heb gemerkt dat de belevenissen van de mensen die daadwerkelijk in gevecht waren een meerwaarde zijn voor de verhalen. Graag wil ik van jullie wat verhalen horen. En wellicht jullie tijdens zo’n lezing naar voren schuiven, dan mag je zelf je verhaal doen.”
Ik keek twijfelend. “Dat bezoek: prima generaal. Lijkt me leuk, zeker samen met Fred. Die lezingen… daar moeten we over denken. Sommige dingen zitten nogal diep en zijn emotioneel.” “Juist daarom, majoor. Dát maakt het juist waardevol.” Ik aarzelde nog. “Het heeft weinig meerwaarde als ik voor een zaaltje sta te grienen, generaal.” “Ik laat het aan jullie over, majoor. Kom in ieder geval in Apeldoorn langs. Ik heb goeie koffie.” “Oké, dat zijn mooie argumenten. Dank u wel.”
Hij gaf Joline een hand. “Mevrouw, fijn om u weer te spreken zónder op m’n donder te krijgen met de uitspraak: ‘en het is geen juffrouw, maar mevrouw. Mevrouw Jonkman.’ U keek nogal doordringend toen u dat zei in de St. Jan.”
Joline lachte weer eens haar ‘lieve lachje’. “Die doordringende blik gebruik ik ook wel eens voor deze majoor, Generaal. Helpt meestal goed. Maar dank u wel. Ook voor de uitnodiging aan Kees en Fred.”
Ik kreeg een klap op m’n schouder. “Tot ziens… Kees.”
Hij verdween naar buiten. “Nou… zomaar een uitnodiging voor een goeie bak koffie in Apeldoorn, schat.” Ze keek me aan. “En die ga je aannemen, Kees. Waarom, dat vertel ik op de terugweg wel. We nemen nu afscheid; ten slotte zouden we nog wat gaan werken, nietwaar?” Een kwartier later reden we weer op de A2 richting Veldhoven. Joline reed, het verkeersbeeld was rustig, dus we kletsten even over de bevordering.
Tot ik op een gegeven moment vroeg: “En waarom wil jij dat ik bij die generaal op audiëntie ga, Joline?” Ze wachtte even met haar antwoord, en toen hoorde ik: “Niet zozeer dat bezoek in Apeldoorn, Kees… Dat is leuk, denk ik. Maar het zou goed zijn om voor een willekeurig publiek jouw verhalen te vertellen. Geconfronteerd worden met jezelf, je angsten, je gevoelens, ook naderhand, die nachten die je niet kon slapen. Het hele spul weer eens op een rijtje zetten. En ja, dat heb je voor mij gedaan, maar vaak badinerend. Grote emoties klein gemaakt, een geintje er tussen door makend. Tóch stiekem je imago als ‘de stoere Kees Jonkman’ in stand houdend.
Ik denk dat het goed is als je eens écht vertelt wat er door je heen ging op bepaalde momenten, Kees. Dat heb je bij mij nog maar één keer gedaan, toen je vertelde over dat Afghaanse jochie met zijn Russische baret. Toen zat je helemaal stuk, Kees.
Die anderen, die oorlogsmisdadigers in Bosnië… Daar was je emotioneel veel minder bij betrokken. Zelfs niet bij die vent die je met je pistool neerschoot. Maar dat jochie zit je soms nog dwars.”
Het was een tijdje stil in de auto en in gedachten ging ik terug naar Afghanistan, die ochtend na die ‘watch overnight’, toen we de gesneuvelden van de overval op ons met zand hadden bedekt. Begraven kon je het niet noemen. Ik had de baret van het jochie onder zijn hoofd gelegd, als een soort kussentje. ‘Slaap nu maar zacht, knul’, had ik nog gedacht, met tranen in m’n ogen. En die tranen kwamen nu weer; ik zag de weg alleen nog maar vaag.
“Verdomme Jolien… Waarom weet jij telkens de vinger op de zere plek te leggen? En heb je een zakdoek voor me?” Ze wees. “In mijn tasje.” Ik viste er een pakje papieren zakdoekjes uit, veegde mijn ogen af en snoot mijn neus. “Ik weet niet of dat zo’n goed idee is, Joline. Telkens als ik op moet draven bij zo’n lezing sta ik te snotteren. Slecht voor de planken vloer op zo’n zaaltje.”
Ze keek heel even opzij streng kijkend. “Nu doe je het weer, Kees. Wéér een flauw geintje er overheen.”
“Zelfbescherming, schat. Relativeren. Coping-strategie.”
Ze schudde haar hoofd. “Nee. Je vlucht in flauwe humor. Om jezelf maar niet aan te hoeven kijken en niet verder te hoeven denken. En wij gaan zo dadelijk even praten. Op een parkeerplaats.” Vlak voor Beesd nam ze de afrit naar parkeerplaats ‘De Lingehorst’ en zette de auto stil.
“Kees… Diep in je hart heb je nog steeds wroeging dat je dat knulletje gedood hebt.”
Ik haalde diep adem. “Ja, natuurlijk. Het was verdomme een kind, Joline. Hier in Nederland zou hij in de brugklas, misschien in de 2e klas van de middelbare school hebben gezeten. Uiterlijk branie, in zijn hart terugverlangend naar zijn veilige en vertrouwde basisschool. Na zijn huiswerk naar buiten gaan om te spelen, een stukje te fietsen, misschien onopvallend te kijken naar dat leuke meisje uit de buurt, maar véél te verlegen om haar aan te spreken… Een onzekere puber.
En die wordt met een salvo van Kees Jonkman uit Amersfoort in één keer uit het leven gerukt. Vind je het gek dat dit soms aan me vreet?”
Een zachte hand streelde mijn gezicht. “Nee, dat vind ik niet gek. Het zou uiterst kwalijk zijn als het je niets had gedaan, jongen.”
Ik keek haar verwonderd aan. Dit was de eerste keer dat ze mij met ‘jongen’ aansprak.
Ze ging verder. “Maar bedenk ook even onder welke omstandigheden jij daar bezig was. Ik heb een deel van het verhaal ook van Fred gehoord, dus ik zal proberen het objectief te brengen. Jouw groep lag daar compleet geïsoleerd in die heuvels. Jij had het commando; je kon niet terugvallen op je pelotonscommandant of je pelotonssergeant. Jullie waren helemaal alleen. De rest van het peloton zat aan de andere kant van een heuvel, ruim een kilometer weg. Konden niet steunen. En dan komt er een groep van zo’n 20 tot 30 man op je af, in de hoop die vervloekte heidenen te kunnen doden. Ze hadden jullie ook met rust kunnen laten, maar daar kozen ze blijkbaar niet voor. En in dat… peloton? Is dat de juiste term?” Ik knikte.
“Goed. In dat peloton loopt dat jochie mee. Gewapend. Oók vervuld met de hoop om een van jullie om zeep te helpen. Bedenk goed: op die leeftijd worden de jongens daar al als ‘volwassen’ gezien. En die stormt met zijn maten op jullie af. Schietend. Hoeveel kogels zitten er in een magazijn van zo’n Russisch geweer, Kees?” “De AK-47? Een stuk of 30, geloof ik.” “Precies. En waarschijnlijk had hij meerdere magazijnen bij zich. Gevuld met munitie om jullie te doden… Denk je dat hij geaarzeld zou hebben om een kogel door je kop te jagen, Kees?”
Ik haalde mijn schouders op. “Ik denk het niet… Zeker als een van z’n maten erbij zou staan.”
De stem van Joline klonk nu snijdend. “Precies. Dan had jij nu hier niet gezeten. En je groep was ook gesneuveld, als jullie hadden geaarzeld. Had je dat liever gewild, Kees?” Het was nu doodstil in de auto en na een paar minuten schudde ik mijn hoofd.
“Nee. Mijn kerels… Daar was ik verantwoordelijk voor. Ik zou het mezelf nooit hebben vergeven als één van hen in een lijkkist terug naar Nederland moest. Ik had al moeite genoeg met de dood van Peter. Eén van mijn kerels… Ik moet er niet aan denken.”
“Precies. Jij was de commandant. Jij moest de beslissingen nemen. En dat heb je uitstekend gedaan, hoorde ik van Fred. Hij mopperde tijdens het vertellen behoorlijk op jou.
Dat je de groep die bewuste avond helemaal rondom opstellingen had laten maken, zodat een aanval van welke richting dan ook afgeslagen kon worden.”
“Niks meer dan gewoon militair verstand. Iedereen zou dat doen.” Joline schudde haar hoofd. “Nee. Fred bekende dat hij tijdens dat werk redelijk stond te griepen met één van de anderen. Alsof jullie nog niet genoeg gebuffeld hadden die week. En toen jij hen midden in de nacht wakker maakte en in opstelling liet gaan…
Hij zei tegen me: ‘Jo, ik heb die avond en nacht behoorlijk wat lelijke dingen over die vent van je gedacht. En tegen een van de maten gezegd. Totdat we de Talibs onze kant uit zagen komen.
Toen zeiden we tegen elkaar: Verdomme… had Jonkman tóch gelijk. En drie minuten later waren we in gevecht. En dat gevecht hebben we gewonnen zonder zelf ook maar één schrammetje op te lopen. Waarom? Omdat Kees ons tot bloedens toe ligsleuven had laten graven en die klotestenen had laten stapelen. Zodat wij achter een dekking lagen, redelijk beschermd, nauwelijks te onderscheiden van die stenen en zij door het open terrein moesten rennen, vanaf honderd meter compleet blootgesteld aan ons vuur…’ Dát heeft Fred allemaal aan mij verteld, Kees.” Ze keek me recht aan, haar blauwe ogen in de mijne.
“Je hebt er toen wéér voor gezorgd dat jouw groep ongehavend uit dat gevecht kwam.” Toen glimlachte ze even. “Nou ja, op één na dan; die knul die je een dreun had gegeven. Maar die is nu luitenant. Heeft jou als lichtend voorbeeld, net als sergeant Loermans joúw voorbeeld was.”
Een tijdje was het stil in de auto, toen zei Joline zachtjes:
“En daarom moet je maar eens met die generaal gaan praten. En als hij jou mee wil hebben tijdens zo’n lezing, vraag dan meteen of hij Fred meeneemt. Dan kan dié het verhaal vertellen vanuit zijn standpunt. Inclusief zijn vloeken en gemopper tegen jou. Wie weet steekt men er iets van op.”
Ik moest lachen. “Ja, zeer zeker die vloeken van Fred. Heel leerzaam, Jolien.” Ik keek haar aan. “Mag ik hier over denken, schat? Ik ben er nog niet uit. Maar dank je wel voor dit onderonsje.”
Ze boog zich naar me toe. “Daarom zijn we getrouwd, Kees. Om elkaar te helpen als het nodig is. Of dat nu met een zielenknijpsessie is zoals nu, of als er een of andere vrouw jou met een eind hout op je kop mept: ik ben er voor je. En jij bent er voor mij als het nodig is. Dat weet ik zeker.”
Een lange zoen volgde, tot een automobilist in een Skoda Fabia achter ons een dreun op zijn claxon gaf. “Er wordt er volgens mij eentje jaloers, Joline.” Ze haalde haar schouders op. “Dat zal mevrouw van Wijngaarden wel zijn. Laat dat mens door haar balkon zakken…”
Ze zette de zoen voort. Wéér een dreun op de claxon. “Stap jij uit of doe ik het?”
Ik deed mijn deur al open en liep naar de auto achter ons. Ik kwam er niet eens aan toe om de bestuurder aan te spreken; de motor startte en met gillende banden reed de wagen weg, een jong ventje achter het stuur. Ik stapte weer in de Volvo. “Meneer vond het niet de moeite waard om zijn claxonneren te verklaren, schat.”
Joline giechelde. “Nee, dat snap ik. Ik zou ook schrikken als er plotseling een levensgrote majoor uit de auto voor me stapte om me de les te lezen.”
Ik keek en verrek ja: ik had mijn uniform aan. Weliswaar zonder jasje, maar wél met de balk en ster op mijn schouders.
“Die rijdt nu vér boven de maximaal toegestane snelheid om te voorkomen dat hij ingehaald en gestopt wordt door de inzittenden van een blauwe Volvo, Kees.” “Nou, als hij zo hard rijdt heeft het geen zin dat wij ook de snelheidslimiet overschrijden. Dus: met een bezadigd tempo van maximaal 100 kilometer per uur richting Veldhoven, schat.”
Ze startte de auto. “Zeker, majoor. Dan verwacht ik thuis wel een lekker bakje koffie van u, majoor. Dat staat in de kleine lettertjes, majoor.”
Rustig reed ze weg en drie kwartier later waren we thuis.
En tijdens die drie kwartier zat ik het geheel te overpeinzen. Van de weg en van het verkeer had ik niets gezien...
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10