Door: Reuel
Datum: 15-02-2025 | Cijfer: 9.6 | Gelezen: 325
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 6
Lengte: Gemiddeld | Leestijd: 12 minuten | Lezers Online: 6
Vervolg op: De Ring Van Azelfafage: Deneb
Sadr
Ik plons rechtstandig in de zee. Ik zak diep weg in het water en daal af tot in de duistere diepten. Ik daal niet verder en begin weer te stijgen. Ik open mijn ogen. En daar zie ik hem komen, een reusachtige witte haai. De mensenhaai. Zijn wrede brede bek met zijn driehoekige tanden met hun gezaagde randen. Zijn blauwgrijze rug met de scherpe overgang naar zijn witte buik. Gracieus zweeft hij door het water op mij toe.
Ik verstil en hou me rustig. Als ik een prooi ben dan kan ik er toch niets aan doen. Maar ik hoop het beste. De mens is niet de natuurlijke prooi van het beest.
Hij zoeft langs me heen. Zijn borstvin raakt mijn lichaam.
Ik raak in ademnood en moet naar boven.
Proestend en naar lucht happend kom ik aan de oppervlakte, ik wrijf het water uit m’n ogen en kijk in de rondte.
Heel in de verte zie ik de kliffen van een eiland of het vaste land dat kan ik zo niet zien.
Ik moet ernaartoe zwemmen maar heb geen idee of ik het kan halen.
Ondertussen blijft de haai om me heen cirkelen. Hij zwemt vlak onder het oppervlak en zijn rugvin steekt uit het water.
Ik word er erg zenuwachtig van en begin harder te zwemmen. Uren blijf ik zo zwemmen en de kliffen in de verte worden amper groter.
Weer strijkt de haai langs mijn lichaam en weer hapt hij niet toe. Wat wil dat beest van me.
Ik begin vermoeid te raken en ga een tijdje op mijn rug liggen drijven.
Weer strijkt de haai langs mijn lichaam.
Wat wil het beest toch van me.
Weer komt het langs en dan bedenk ik me dat als ik zijn rugvin grijp hij me niets meer kan doen.
Ik draai me om en begin aan een borstcrawl. Maar ik ben uitgeput en de kliffen zijn nog zo ver.
Dan komt de haai weer langs en dan grijp ik zijn eerste staartvin.
Hij neemt me mee in de richting van de kliffen en bereikt een duizelingwekkende snelheid.
Nu schiet het echt op.
Na een uur zijn we aangekomen bij de steile kliffen. Ik laat de haai los en verwacht dat hij me nu gaat aanvallen. Maar dit gebeurt niet. Hij zwemt van me weg en verdwijnt richting de verre zee.
Ik klauter de klif op en bereik een klein plateau. Hier kleed ik me uit en leg m’n kleren te drogen in het heldere licht van Sadr en ga slapen.
Als ik wakker word zakt de zon naar de horizon.
Ik kijk omhoog, de klif is wel vijftig meter hoog en ik moet omhoog.
Ik heb al een hele tijd niets meer gedronken en gegeten, als ik omhoog wil dan heb ik daar nu nog de kracht voor.
Ik klauter langs de steile klifwand omhoog tot dat die voorover helt, mijn god dat is kloten. Aan slechts mijn beider handen hang aan de rotswand. Hand voor hand klim ik verder omhoog. Dan schiet plotseling een stuk steen los en hang ik aan slechts een hand aan de klifwand. Wanhopig ben ik op zoek naar nieuw houvast. Opgelucht vind ik een smalle richel waaraan ik me vastklem. Verder omhooggaat het tot ik over de rand heen kruip.
Ik kijk recht in de ogen van een geitenbok. Met zijn venijnige oogjes kijkt hij me aan. Dan bokt hij. Ik vlucht naar opzij en probeer over de rand heen te klauteren. Maar hij achtervolgt me en weer bokt hij. Zijn hoorn schampt langs mijn hoofd en ik voel mijn bloed langs mijn wang druipen. Klotebeest. Weer ga ik een eind op zij maar vlakbij zit er gleuf in de klifwand en ik dreig erin te storten. Weer achtervolgt het beest me en bokt hij naar me. Ik grijp hem bij zijn hoorn en trek hem over de afgrond. Klaaglijk mekkerend stort hij op de uit de zee omhoogstekende rotsen te pletter.
Ik kruip over de rand en sta op en kijk om heen, er loopt een pad naar een bos in de verte.
Het is al bijna helemaal donker als ik het bos bereik.
Dan klinkt het huilen van de wolven, overal om me heen paren met gloeiende ogen. Overal het geritsel van naderende poten.
Ik begin te rennen en ik word achtervolgt door een meute van hijgende wolven.
In de verte zie ik het licht van een lamp. Ga ik het misschien toch halen?
Ik storm de veranda van het huisje op en rammel aan de deur.
Een oogverblindende schoonheid trekt de deur open en wenkt me naar binnen. Ze smakt de deur dicht voor de neuzen van de wolven en met een harde bons smakt een roedel wolven tegen de deur.
Ik hoor ze buiten janken van de pijn. Even later hoor ik ze blaffen en grommen. Ik hoor het roffelen van hun poten over de veranda.
De beeldschone vrouwe staat voor me.
‘Ik ben de meesteres van aankomst en jij bent de reiziger, drager van de ring. Je zult seks met me hebben voor je mag gaan.
Ze ontkleedt zich en daar staat ze naakt voor me. Haar getaande slanke zongebruinde lichaam, haar stevige kleine borstjes met hun harde zwarte tepels, haar geschoren poesje, haar lonkende clitoris, haar lange krullende kastanjebruine haren. Mijn god wat een schoonheid.
Ze sleept me mee naar haar bed en trekt me onder een deken gemaakt van wolvenhuiden.
Ik kijk in haar fascinerende bruine ogen, haar getaande gezicht, geen uitgesproken schoonheid maar oh zo sympathiek. Ze heeft wat littekentjes op haar wang, net als over haar hele lichaam.
Ik kus haar en kus haar en kus haar totdat ze mij terug kust.
Ik kus haar hals en ik kus haar harde tepels, die verder zwellen, ik kus haar navel en dan kus ik haar clitoris.
Ze beweegt onder me en ze hijgt van genot.
Dan penetreer ik haar en begin haar te neuken.
Ze kreunt…
Ik begin haar nog harder te stoten.
Ze kreun en hijgt van genot.
Dan stoot ze me van zich af en grijpt ze m’n penis en begint eraan te zuigen.
Nu ben ik het die kreunt van genot.
Ze blijft m’n penis zuigen en likken en ik geraak in extase.
Ik kreun en steun van genot en kom dan klaar in haar mond en haar gezicht en over haar borsten.
Ze blijft me zuigen en mijn penis wordt weer hard.
Ik trek haar van me af en smijt haar met haar rug op het wolvenbed.
Ik kijk in haar prachtige bruine ogen en kus haar en kus haar en kus haar tot ze me terug kust.
‘Neem me’, beveelt ze me.
Ik aarzel voor een moment en blijf haar aanstaren, ik bewonder haar schoonheid.
‘Doe het nou’, commandeert ze mij.
Dan penetreer ik haar en een ogenblik later komen we gelijktijdig klaar. Ik spuit haar kutje vol met mijn zaad.
Ze gaat rechtop zitten in het bed en ze spreekt me toe.
Morgen na je slaap dien je te gaan want anders zul je sterven, je moet door de woestijn naar het paleis van de meesteres van afscheid.
We vallen in elkaars armen in slaap.
S’ morgens geeft ze me een grote waterzak en een pakket met voedingswaren.
Wees zuinig met het water maar drink wel genoeg. Je zult het nodig hebben. Het is een tocht van vier dagen door de brandende zon.
Ik ga op pad en al gauw verdwijnt al het plantaardig leven en gaat de omgeving over in een woestijn.
Ik drink een flinke slok met water nu het nog koel is. En loop verder de droogte in.
Plotseling hoor ik een tsjilpend geluid. Vlak bij mijn voet staat een zwangere Sahara schorpioen, de doodsteker. Dreigend agressief steekt ze haar gifstekel naar voren en valt me aan.
Ik spring nog maar net op tijd op zij. Weer valt het me aan, ik spring omhoog en plet het beest onder m’n dichte schoenen.
Een pijl boort zich in mijn waterzak. Ik kijk op en daar zie ik de boogschutster. Die prachtig mysterieuze vrouw die ik al eerder ontmoette.
Wanhopig drink ik het weglekkende water op. Ik drink zoveel als mogelijk. Weer vliegt er een pijl op me af. Ik concentreer me en tik het aan de kant. Ik ren op haar af. Weer legt ze aan en spant ze haar boog en laat los. Weer vliegt er een pijl op me af en weer tik het van me af. Haar ogen worden groot en ik ben nu zo dichtbij. Ze rent weg en verdwijnt achter een zandduin. Ik ren haar achterna en plotseling sta ik weer voor die Amazone met haar tweesnijdend zwaard. De boogschutster glimlacht. De amazone valt me aan en haalt uit met haar zwaard. Ik stap opzij en grijp haar hand en trek het zwaard uit haar hand. Ik val aan en met een machtige houw hak ik haar in tweeën. Poef, ze spat uiteen en weg is ze. De boogschutster kijkt me verbijsterd aan en legt aan maar ik ben sneller. Ik grijp haar boog en trek het uit haar handen en neem haar in mijn handen. Ik bewonder haar schoonheid en kus haar en kus haar en kus haar tot ze me terug kust. Poef, ze spat uiteen en weg is ze.
Ik drink het laatste restje water uit mijn waterzak en vervolg mijn weg door de brandende zon. Eerst gaat het nog wel maar het lopen gaat steeds moeilijker. Dan zak ik door mijn knieën en kruip verder. Dit ga ik niet redden, ik zal hier sterven. Het is m’n laatste gedachte als ik buiten bewustzijn geraak.
Ik ontwaak in een bed een prachtige zwarte vrouw, als een Nubische prinses bevochtigd ze mijn gezicht en lippen met een doekje
‘Reiziger, ik ben de meesteres van afscheid, bijna was je gestorven, als mijn dienaren je niet hadden gevonden dan had je nu niet meer geleefd.’
Ze reikt me een grote beker met koel water aan en gulzig begin ik te drinken.
Dan pakt ze een schaal met pap en lepelt die bij me naar binnen.
‘Je moet gauw aansterken want vanavond al moet je seks met mij hebben en dan moet je morgen op reis want anders zul je echt sterven.’
Als de avond is gekomen neemt ze mee naar haar bed. Een laag bed met daarover een sprei met een in het water landende zwaan.
Ze gaat naakt voor me staan in al haar schoonheid, haar volle mooie gezicht haar gitzwarte ogen, haar volle rood gestifte lippen, haar hoge en grote borsten, haar slanke taille en brede heupen.
Ik neem haar in mijn handen en smijt haar op het bed en spring op haar. Ik penetreer haar en begin haar hartstochtelijk te neuken.
‘Neem me’, gilt ze het uit.
En nemen doe ik haar
Hijgend van genot komt ze schreeuwend klaar.
Ze gaat staan en loopt op me toe met haar zaad lekkende kut.
‘Drink, proef jezelf’, beveelt ze me.
S ’morgens vroeg komt ze bij me en kust me.
Dan wrijft ze over mijn ring.
Alles verdwijnt in nevelen waarna de sterren als schichten langs me heen schieten en de geeloranje reuzenster Gienah steeds groter en groter wordt.
Ik verstil en hou me rustig. Als ik een prooi ben dan kan ik er toch niets aan doen. Maar ik hoop het beste. De mens is niet de natuurlijke prooi van het beest.
Hij zoeft langs me heen. Zijn borstvin raakt mijn lichaam.
Ik raak in ademnood en moet naar boven.
Proestend en naar lucht happend kom ik aan de oppervlakte, ik wrijf het water uit m’n ogen en kijk in de rondte.
Heel in de verte zie ik de kliffen van een eiland of het vaste land dat kan ik zo niet zien.
Ik moet ernaartoe zwemmen maar heb geen idee of ik het kan halen.
Ondertussen blijft de haai om me heen cirkelen. Hij zwemt vlak onder het oppervlak en zijn rugvin steekt uit het water.
Ik word er erg zenuwachtig van en begin harder te zwemmen. Uren blijf ik zo zwemmen en de kliffen in de verte worden amper groter.
Weer strijkt de haai langs mijn lichaam en weer hapt hij niet toe. Wat wil dat beest van me.
Ik begin vermoeid te raken en ga een tijdje op mijn rug liggen drijven.
Weer strijkt de haai langs mijn lichaam.
Wat wil het beest toch van me.
Weer komt het langs en dan bedenk ik me dat als ik zijn rugvin grijp hij me niets meer kan doen.
Ik draai me om en begin aan een borstcrawl. Maar ik ben uitgeput en de kliffen zijn nog zo ver.
Dan komt de haai weer langs en dan grijp ik zijn eerste staartvin.
Hij neemt me mee in de richting van de kliffen en bereikt een duizelingwekkende snelheid.
Nu schiet het echt op.
Na een uur zijn we aangekomen bij de steile kliffen. Ik laat de haai los en verwacht dat hij me nu gaat aanvallen. Maar dit gebeurt niet. Hij zwemt van me weg en verdwijnt richting de verre zee.
Ik klauter de klif op en bereik een klein plateau. Hier kleed ik me uit en leg m’n kleren te drogen in het heldere licht van Sadr en ga slapen.
Als ik wakker word zakt de zon naar de horizon.
Ik kijk omhoog, de klif is wel vijftig meter hoog en ik moet omhoog.
Ik heb al een hele tijd niets meer gedronken en gegeten, als ik omhoog wil dan heb ik daar nu nog de kracht voor.
Ik klauter langs de steile klifwand omhoog tot dat die voorover helt, mijn god dat is kloten. Aan slechts mijn beider handen hang aan de rotswand. Hand voor hand klim ik verder omhoog. Dan schiet plotseling een stuk steen los en hang ik aan slechts een hand aan de klifwand. Wanhopig ben ik op zoek naar nieuw houvast. Opgelucht vind ik een smalle richel waaraan ik me vastklem. Verder omhooggaat het tot ik over de rand heen kruip.
Ik kijk recht in de ogen van een geitenbok. Met zijn venijnige oogjes kijkt hij me aan. Dan bokt hij. Ik vlucht naar opzij en probeer over de rand heen te klauteren. Maar hij achtervolgt me en weer bokt hij. Zijn hoorn schampt langs mijn hoofd en ik voel mijn bloed langs mijn wang druipen. Klotebeest. Weer ga ik een eind op zij maar vlakbij zit er gleuf in de klifwand en ik dreig erin te storten. Weer achtervolgt het beest me en bokt hij naar me. Ik grijp hem bij zijn hoorn en trek hem over de afgrond. Klaaglijk mekkerend stort hij op de uit de zee omhoogstekende rotsen te pletter.
Ik kruip over de rand en sta op en kijk om heen, er loopt een pad naar een bos in de verte.
Het is al bijna helemaal donker als ik het bos bereik.
Dan klinkt het huilen van de wolven, overal om me heen paren met gloeiende ogen. Overal het geritsel van naderende poten.
Ik begin te rennen en ik word achtervolgt door een meute van hijgende wolven.
In de verte zie ik het licht van een lamp. Ga ik het misschien toch halen?
Ik storm de veranda van het huisje op en rammel aan de deur.
Een oogverblindende schoonheid trekt de deur open en wenkt me naar binnen. Ze smakt de deur dicht voor de neuzen van de wolven en met een harde bons smakt een roedel wolven tegen de deur.
Ik hoor ze buiten janken van de pijn. Even later hoor ik ze blaffen en grommen. Ik hoor het roffelen van hun poten over de veranda.
De beeldschone vrouwe staat voor me.
‘Ik ben de meesteres van aankomst en jij bent de reiziger, drager van de ring. Je zult seks met me hebben voor je mag gaan.
Ze ontkleedt zich en daar staat ze naakt voor me. Haar getaande slanke zongebruinde lichaam, haar stevige kleine borstjes met hun harde zwarte tepels, haar geschoren poesje, haar lonkende clitoris, haar lange krullende kastanjebruine haren. Mijn god wat een schoonheid.
Ze sleept me mee naar haar bed en trekt me onder een deken gemaakt van wolvenhuiden.
Ik kijk in haar fascinerende bruine ogen, haar getaande gezicht, geen uitgesproken schoonheid maar oh zo sympathiek. Ze heeft wat littekentjes op haar wang, net als over haar hele lichaam.
Ik kus haar en kus haar en kus haar totdat ze mij terug kust.
Ik kus haar hals en ik kus haar harde tepels, die verder zwellen, ik kus haar navel en dan kus ik haar clitoris.
Ze beweegt onder me en ze hijgt van genot.
Dan penetreer ik haar en begin haar te neuken.
Ze kreunt…
Ik begin haar nog harder te stoten.
Ze kreun en hijgt van genot.
Dan stoot ze me van zich af en grijpt ze m’n penis en begint eraan te zuigen.
Nu ben ik het die kreunt van genot.
Ze blijft m’n penis zuigen en likken en ik geraak in extase.
Ik kreun en steun van genot en kom dan klaar in haar mond en haar gezicht en over haar borsten.
Ze blijft me zuigen en mijn penis wordt weer hard.
Ik trek haar van me af en smijt haar met haar rug op het wolvenbed.
Ik kijk in haar prachtige bruine ogen en kus haar en kus haar en kus haar tot ze me terug kust.
‘Neem me’, beveelt ze me.
Ik aarzel voor een moment en blijf haar aanstaren, ik bewonder haar schoonheid.
‘Doe het nou’, commandeert ze mij.
Dan penetreer ik haar en een ogenblik later komen we gelijktijdig klaar. Ik spuit haar kutje vol met mijn zaad.
Ze gaat rechtop zitten in het bed en ze spreekt me toe.
Morgen na je slaap dien je te gaan want anders zul je sterven, je moet door de woestijn naar het paleis van de meesteres van afscheid.
We vallen in elkaars armen in slaap.
S’ morgens geeft ze me een grote waterzak en een pakket met voedingswaren.
Wees zuinig met het water maar drink wel genoeg. Je zult het nodig hebben. Het is een tocht van vier dagen door de brandende zon.
Ik ga op pad en al gauw verdwijnt al het plantaardig leven en gaat de omgeving over in een woestijn.
Ik drink een flinke slok met water nu het nog koel is. En loop verder de droogte in.
Plotseling hoor ik een tsjilpend geluid. Vlak bij mijn voet staat een zwangere Sahara schorpioen, de doodsteker. Dreigend agressief steekt ze haar gifstekel naar voren en valt me aan.
Ik spring nog maar net op tijd op zij. Weer valt het me aan, ik spring omhoog en plet het beest onder m’n dichte schoenen.
Een pijl boort zich in mijn waterzak. Ik kijk op en daar zie ik de boogschutster. Die prachtig mysterieuze vrouw die ik al eerder ontmoette.
Wanhopig drink ik het weglekkende water op. Ik drink zoveel als mogelijk. Weer vliegt er een pijl op me af. Ik concentreer me en tik het aan de kant. Ik ren op haar af. Weer legt ze aan en spant ze haar boog en laat los. Weer vliegt er een pijl op me af en weer tik het van me af. Haar ogen worden groot en ik ben nu zo dichtbij. Ze rent weg en verdwijnt achter een zandduin. Ik ren haar achterna en plotseling sta ik weer voor die Amazone met haar tweesnijdend zwaard. De boogschutster glimlacht. De amazone valt me aan en haalt uit met haar zwaard. Ik stap opzij en grijp haar hand en trek het zwaard uit haar hand. Ik val aan en met een machtige houw hak ik haar in tweeën. Poef, ze spat uiteen en weg is ze. De boogschutster kijkt me verbijsterd aan en legt aan maar ik ben sneller. Ik grijp haar boog en trek het uit haar handen en neem haar in mijn handen. Ik bewonder haar schoonheid en kus haar en kus haar en kus haar tot ze me terug kust. Poef, ze spat uiteen en weg is ze.
Ik drink het laatste restje water uit mijn waterzak en vervolg mijn weg door de brandende zon. Eerst gaat het nog wel maar het lopen gaat steeds moeilijker. Dan zak ik door mijn knieën en kruip verder. Dit ga ik niet redden, ik zal hier sterven. Het is m’n laatste gedachte als ik buiten bewustzijn geraak.
Ik ontwaak in een bed een prachtige zwarte vrouw, als een Nubische prinses bevochtigd ze mijn gezicht en lippen met een doekje
‘Reiziger, ik ben de meesteres van afscheid, bijna was je gestorven, als mijn dienaren je niet hadden gevonden dan had je nu niet meer geleefd.’
Ze reikt me een grote beker met koel water aan en gulzig begin ik te drinken.
Dan pakt ze een schaal met pap en lepelt die bij me naar binnen.
‘Je moet gauw aansterken want vanavond al moet je seks met mij hebben en dan moet je morgen op reis want anders zul je echt sterven.’
Als de avond is gekomen neemt ze mee naar haar bed. Een laag bed met daarover een sprei met een in het water landende zwaan.
Ze gaat naakt voor me staan in al haar schoonheid, haar volle mooie gezicht haar gitzwarte ogen, haar volle rood gestifte lippen, haar hoge en grote borsten, haar slanke taille en brede heupen.
Ik neem haar in mijn handen en smijt haar op het bed en spring op haar. Ik penetreer haar en begin haar hartstochtelijk te neuken.
‘Neem me’, gilt ze het uit.
En nemen doe ik haar
Hijgend van genot komt ze schreeuwend klaar.
Ze gaat staan en loopt op me toe met haar zaad lekkende kut.
‘Drink, proef jezelf’, beveelt ze me.
S ’morgens vroeg komt ze bij me en kust me.
Dan wrijft ze over mijn ring.
Alles verdwijnt in nevelen waarna de sterren als schichten langs me heen schieten en de geeloranje reuzenster Gienah steeds groter en groter wordt.
Er zijn nog geen trefwoorden voor dit verhaal. Welke trefwoorden passen volgens jou bij dit verhaal?
Geef dit verhaal een cijfer:
5
6
7
8
9
10